4.9.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 293/19 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Högsta förvaltningsdomstolen (Zweden) op 29 juni 2017 — Konkurrensverket/SJ AB
(Zaak C-388/17)
(2017/C 293/23)
Procestaal: Zweeds
Verwijzende rechter
Högsta förvaltningsdomstolen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Konkurrensverket
Verwerende partij: SJ AB
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 5, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2004/17 (1) aldus worden uitgelegd dat sprake is van een net op het gebied van vervoersdiensten, indien vervoersdiensten op een onder het beheer van de staat vallend spoorwegnet voor nationaal en internationaal spoorvervoer worden verleend overeenkomstig nationale wettelijke bepalingen ter uitvoering van richtlijn 2012/34 (2), welke bepalingen de toewijzing van spoorwegcapaciteit op basis van aanvragen van spoorwegondernemingen behelzen en het vereiste inhouden dat alle aanvragen voor zover als mogelijk worden gehonoreerd? |
2) |
Moet artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2004/17 aldus worden uitgelegd dat de activiteiten van een spoorwegonderneming als bedoeld in richtlijn 2012/34 die de levering aan het publiek van vervoersdiensten op een spoorwegnet behelzen, het ter beschikking stellen of exploiteren in de zin van die bepaling van de richtlijn inhouden? |
(1) Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten (richtlijn nutsbedrijven) (PB 2004, L 134, blz. 1).
(2) Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB 2012, L 343, blz. 32).