14.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 15 mei 2017 — C, A tegen Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

(Zaak C-257/17)

(2017/C 269/03)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: C, A

Verweerder: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Prejudiciële vragen

1)

Is het Hof, gelet op artikel 3, derde lid, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003, L 251, [blz. 12,] met rectificatie in PB 2012, L 71[, blz. 55]) en het arrest Nolan (ECLI:EU:C:2012:638), bevoegd prejudiciële vragen van de Nederlandse rechter te beantwoorden over de uitleg van bepalingen van deze richtlijn in een geding betreffende het verblijfsrecht van gezinsleden van gezinsherenigers die de Nederlandse nationaliteit bezitten, indien deze richtlijn in het Nederlandse recht op rechtstreekse en onvoorwaardelijke wijze van toepassing is verklaard op deze gezinsleden?

2)

Dient artikel 15, eerste en vierde lid, van richtlijn 2003/86/EG […] aldus te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regel als aan de orde in de hoofdgedingen, op grond waarvan een aanvraag voor een autonome verblijfstitel van een vreemdeling die langer dan vijf jaar uit hoofde van gezinshereniging rechtmatig op het grondgebied van een lidstaat verblijft, kan worden afgewezen wegens het niet hebben voldaan aan in het nationale recht gestelde integratievoorwaarden?

3)

Dient artikel 15, eerste en vierde lid, van richtlijn 2003/86/EG […] aldus te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan de autonome verblijfstitel niet eerder kan worden verleend dan met ingang van de datum van de aanvraag?