24.7.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 239/24 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 13 april 2017 — Bundeskammer für Arbeiter und Angestellte/ING-DiBa Direktbank Austria Niederlassung der ING-DiBa AG
(Zaak C-191/17)
(2017/C 239/29)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberster Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Bundeskammer für Arbeiter und Angestellte
Verwerende partij: ING-DiBa Direktbank Austria Niederlassung der ING-DiBa AG
Prejudiciële vraag
Dient artikel 4, punt 14, van richtlijn 2007/64/EG betreffende betalingsdiensten in de interne markt (richtlijn betalingsdiensten) (1) aldus te worden uitgelegd dat ook een onlinespaarrekening waarop respectievelijk waarvan de betrokken klant — dadelijk en zonder specifieke medewerking van de bank — via telebanking geld kan storten en opnemen vanaf een op zijn naam aangehouden tussenrekening, te weten een in Oostenrijk geopende rekening-courant, een „betaalrekening” in de zin van die bepaling is en bijgevolg binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt?
(1) Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van richtlijn 97/5/EG (PB 2007, L 319, blz. 1).