29.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 168/29


Hogere voorziening ingesteld op 11 april 2017 door International Management Group (IMG) tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 2 februari 2017 in zaak T-381/15, IMG/Commissie

(Zaak C-184/17 P)

(2017/C 168/38)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: International Management Group (vertegenwoordiger: L. Levi, avocat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 2 februari 2017 in zaak T-381/15 vernietigen;

bijgevolg de vorderingen van rekwirante in eerste aanleg, zoals herzien, inwilligen en dus:

het besluit van de Commissie van 8 mei 2015 om aan IMG de hoedanigheid van internationale organisatie uit hoofde van het Financieel Reglement te weigeren nietig verklaren;

verweerster veroordelen tot vergoeding van de materiële en immateriële schade, geëvalueerd op respectievelijk 28 miljoen EUR en 1 EUR;

verweerster verwijzen in alle kosten;

verweerster verwijzen in alle kosten van eerste en tweede aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert de rekwirante 5 middelen aan:

ten eerste: schending het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, van de Praktische uitvoeringsbepalingen voor het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht en van de rechten van verweer; niet-nakoming van verweersters motiveringsplicht; niet-nakoming van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg alsmede verkeerd begrip van de stukken;

ten tweede: schending van het Financieel Reglement van 2012 en van de gedelegeerde verordening houdende uitvoeringsvoorschriften voor het Financieel Reglement; kennelijke beoordelingsfout; niet-nakoming van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg alsmede verkeerd begrip van de stukken;

ten derde: schending van de rechten van verweer; niet-nakoming van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg en verkeerd begrip van de stukken;

ten vierde: schending van het evenredigheidsbeginsel, niet-nakoming van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg en verkeerd begrip van de stukken;

ten vijfde: schending van het rechtszekerheidsbeginsel; niet-nakoming van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg en schending van artikel 61 van het Financieel Reglement van 2012.

Bovendien betwist rekwirante de beslissing van het Gerecht om haar vordering tot schadevergoeding af te wijzen wegens het ontbreken van schuld.

Ten slotte maakt rekwirante bezwaar tegen de beslissing van het Gerecht om een advies van de juridische dienst van de Commissie niet-ontvankelijk te verklaren en niet aan het dossier toe te voegen.