25.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 318/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) op 3 april 2017 — Abubacarr Jawo/Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-163/17)

(2017/C 318/03)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Abubacarr Jawo

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Prejudiciële vragen

1)

Wordt een asielzoeker enkel geacht te zijn ondergedoken in de zin van artikel 29, lid 2, tweede volzin, van verordening (EU) nr. 604/2013 (1), wanneer hij doelbewust en opzettelijk ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht, teneinde deze te voorkomen dan wel te bemoeilijken, of is het voldoende dat hij zich gedurende langere tijd niet meer in de hem toegekende woning bevindt en de overheid niet op de hoogte is van zijn verblijfplaats, zodat een geplande overdracht niet kan worden uitgevoerd?

Kan de betrokkene zich beroepen op de juiste toepassing van die bepaling en in een tegen het overdrachtsbesluit gerichte procedure aanvoeren dat de termijn van zes maanden voor de overdracht is verstreken aangezien hij niet was ondergedoken?

2)

Wordt de termijn van artikel 29, lid 1, eerste alinea, van verordening (EU) nr. 604/2013 enkel verlengd doordat de overdragende lidstaat nog vóór het verstrijken van de termijn de verantwoordelijke lidstaat ervan in kennis stelt dat de betrokkene is ondergedoken, en tegelijkertijd een concrete termijn van niet langer dan 18 maanden vermeldt waarbinnen de overdracht zal worden uitgevoerd, of is een verlenging alleen mogelijk doordat de betrokken lidstaten in onderlinge overeenstemming een verlengde termijn vaststellen?

3)

Is het ongeoorloofd de asielzoeker over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat, wanneer hij aldaar in geval van toekenning van internationale bescherming door die lidstaat — gelet op de alsdan te verwachten levensomstandigheden — een ernstig risico zou lopen een behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te ondergaan?

Valt deze kwestie nog binnen de werkingssfeer van het Unierecht?

Aan de hand van welke Unierechtelijke criteria moeten de levensomstandigheden worden beoordeeld van iemand die erkend is als persoon die recht heeft op internationale bescherming?


(1)  Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013, L 180, blz. 31).