18.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 121/18 |
Hogere voorziening ingesteld op 24 februari 2017 door Koninklijke Philips NV, Philips France tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 15 december 2016 in zaak T-762/14, Koninklijke Philips NV, Philips France/Commissie
(Zaak C-98/17 P)
(2017/C 121/26)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirantes: Koninklijke Philips NV, Philips France (vertegenwoordigers: J. K. de Pree, advocaat, T. M. Snoep, advocaat, A. M. ter Haar, advocaat)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
— |
de bestreden uitspraak vernietigen; |
— |
het besluit nietig verklaren voor zover het betrekking heeft op Koninklijke Philips NV en Philips France; en/of |
— |
de aan Koninklijke Philips NV en Philips France opgelegde geldboetes nietig verklaren of verlagen; en |
— |
de Commissie verwijzen in de kosten in eerste aanleg en van de hogere voorziening. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van hun beroep voeren rekwirantes de volgende middelen en argumenten aan:
— |
het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de verkeerde juridische maatstaf te hanteren bij de vaststelling of sprake is van een mededingingsbeperkende strekking. |
— |
bij de vaststelling dat sprake is van een mededingingsbeperkende strekking heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de grenzen van zijn volledige rechtsmacht te overschrijden. |
— |
bij de vaststelling dat sprake is van een mededingingsbeperkende strekking heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in strijd te handelen met zijn motiveringsplicht. |
— |
het Gerecht heeft het in het dossier aanwezige bewijs evident en manifest onjuist beoordeeld, waardoor het bewijs onjuist is opgevat waar is geoordeeld dat het beweerde gemeenschappelijke doel steun vindt in verdere bewijsmiddelen. |
— |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de verkeerde juridische maatstaf te hanteren en het bewijs onjuist op te vatten door te oordelen dat Philips als geheel heeft deelgenomen aan één enkele voortdurende inbreuk en daarvoor om die reden aansprakelijk kan worden gesteld. |
— |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het evenredigheidsbeginsel verkeerd toe te passen en door na te laten zijn volledige rechtsmacht uit te oefenen zoals blijkt uit de afwijzing van het argument van Philips dat de toegepaste ernstfactor onevenredig is in verhouding tot de inbreuk en de rol van Philips daarin. |