Arrest van het Hof (Negende kamer) van 14 februari 2019 –
CCC – Consorzio Cooperative Costruzioni

(Zaak C‑710/17) ( 1 )

„Prejudiciële verwijzing – Overheidsopdrachten voor werken – Richtlijn 2004/18/EG – Artikel 48, lid 3 – Beoordeling en controle van de technische bekwaamheid van de ondernemers – Nationale bepaling die niet kan worden beschouwd als een omzetting van richtlijn 2004/18 – Geen rechtstreekse en onvoorwaardelijke verwijzing naar het Unierecht – Geen verzoek dat is gebaseerd op een duidelijk grensoverschrijdend belang – Niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing”

Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Zuiver interne situaties – Nationale bepaling ter omzetting van Unierecht in nationaal recht die ook buiten de werkingssfeer van het Unierecht van toepassing is – Uitlegging waarom is verzocht om een uniforme toepassing van de Unierechtelijke bepalingen te bewerkstelligen – Omzetting in nationaal recht die niet strookt met de in het Unierecht gekozen oplossingen – Geen rechtstreekse en onvoorwaardelijke verwijzing naar die bepalingen – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 267 VWEU; richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 48)

(zie punten 22‑26, 30)

Dictum

Het verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië) bij beslissing van 28 september 2017, is niet-ontvankelijk.


( 1 ) PB C 112 van 26.3.2018.