Zaak C‑25/17
Procedure ingeleid door de Tietosuojavaltuutettu
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Korkein hallinto-oikeus)
„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46/EG – Werkingssfeer van die richtlijn – Artikel 3 – Verzamelen van persoonsgegevens door de leden van een geloofsgemeenschap in het kader van hun van-huis-tot-huisverkondiging – Artikel 2, onder c) – Begrip ‚bestand van persoonsgegevens’ – Artikel 2, onder d) – Begrip ‚voor de verwerking verantwoordelijke’ – Artikel 10, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 juli 2018
Gerechtelijke procedure – Mondelinge behandeling – Heropening – Gestelde onjuistheid van feitelijke premissen in de opmerkingen ingediend door partijen die belang hebben bij een prejudiciële procedure, of in de conclusie van de advocaat-generaal – Rechtvaardiging voor de heropening van de mondelinge behandeling – Geen
(Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 83)
Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst – Begrip godsdienst – Strekking
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 10, lid 1)
Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Werkingssfeer – Verwerking van persoonsgegevens voor de uitoefening van activiteiten die niet onder het Unierecht vallen, of verricht door natuurlijke personen in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden – Daarvan uitgesloten – Toepasselijkheid op het verzamelen van persoonsgegevens door leden van een geloofsgemeenschap in het kader van hun van-huis-tot-huisverkondiging – Geen
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 10, lid 1; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 2)
Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Werkingssfeer – Bestand van persoonsgegevens – Begrip – Geheel van in het kader van een van-huis-tot-huisverkondiging verzamelde persoonsgegevens die zijn gestructureerd om later gebruik ervan te vergemakkelijken – Daaronder begrepen
[Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art.2, c)]
Harmonisatie van de wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Verantwoordelijke voor de verwerking – Verzamelen van persoonsgegevens door leden van een geloofsgemeenschap in het kader van hun van-huis-tot-huisverkondiging – Toerekening van de verantwoordelijkheid voor de verwerking aan de gemeenschap – Inmenging in de organisatieautonomie van dergelijke gemeenschappen – Geen
[Art. 17 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 10, lid 1; richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, d)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 26, 28)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punt 47)
Artikel 3, lid 2, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, gelezen tegen de achtergrond van artikel 10, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet in die zin worden uitgelegd dat het verzamelen van persoonsgegevens door leden van een geloofsgemeenschap in het kader van een van-huis-tot-huisverkondiging en de latere verwerking van die gegevens geen verwerking van persoonsgegevens met het oog op de uitoefening van activiteiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, eerste streepje, van deze richtlijn en evenmin een verwerking van persoonsgegevens die door natuurlijke personen in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht in de zin van artikel 3, lid 2, tweede streepje, van deze richtlijn vormen.
(zie punt 51, dictum 1)
Artikel 2, onder c), van richtlijn 95/46 moet in die zin worden uitgelegd dat onder het in deze bepaling gebruikte begrip „bestand” ook valt een geheel van in het kader van een van-huis-tot-huisverkondiging verzamelde persoonsgegevens, bestaande uit de naam en het adres van en andere informatie over de aan huis bezochte personen, wanneer deze gegevens zijn gestructureerd volgens specifieke criteria die het in de praktijk mogelijk maken deze gegevens gemakkelijk terug te vinden voor een later gebruik ervan. Om onder dit begrip te vallen hoeft een dergelijk geheel geen steekkaarten, specifieke lijsten of andere ordeningssystemen te omvatten.
(zie punt 62, dictum 2)
Artikel 2, onder d), van richtlijn 95/46, gelezen tegen de achtergrond van artikel 10, lid 1, van het Handvest, moet in die zin worden uitgelegd dat een geloofsgemeenschap samen met haar leden-verkondigers kan worden beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens die laatstgenoemden in het kader van een door deze gemeenschap georganiseerde, gecoördineerde en aangemoedigde van-huis-tot-huisverkondiging verrichten, zonder dat daartoe nodig is dat die gemeenschap toegang heeft tot die gegevens of dat wordt aangetoond dat zij haar leden schriftelijke richtsnoeren of instructies voor die verwerking heeft gegeven.
Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het uit artikel 17 VWEU voortvloeiende beginsel van organisatieautonomie van de geloofsgemeenschappen. De verplichting voor eenieder om de regels van het Unierecht betreffende de bescherming van de persoonsgegevens in acht te nemen, kan immers niet als een inmenging in de organisatieautonomie van die gemeenschappen worden beschouwd (zie naar analogie arrest van 17 april 2018, Egenberger,C‑414/16, EU:C:2018:257, punt 58).
(zie punten 74, 75, dictum 3)