1.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 220/2


Advies van het Hof (Voltallige zitting) van 30 april 2019 — Koninkrijk België

(Advies 1/17) PB C 369 van 30.10.2017.

(Advies krachtens artikel 218, lid 11, VWEU - Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (CETA) - Beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (ISDS) - Instelling van een Gerecht en van een Beroepsinstantie - Verenigbaarheid met het primaire Unierecht - Vereiste van eerbiediging van de autonomie van de rechtsorde van de Unie - Door de instellingen van de Unie overeenkomstig het constitutionele kader van de Unie vastgesteld niveau van bescherming van openbare belangen - Gelijke behandeling van Canadese investeerders en die van de Unie - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 20 - Toegang tot voornoemde gerechten en onafhankelijkheid ervan - Artikel 47 van het Handvest - Financiële toegankelijkheid - Toezegging om deze te waarborgen voor natuurlijke personen en voor kleine en middelgrote ondernemingen - Extern en intern aspect van het onafhankelijkheidsvereiste - Benoeming, bezoldiging en deontologie van de leden - Rol van het Gemengd Comité voor de CETA - Door dit Comité verstrekte bindende uitlegging van de CETA)

(2019/C 220/02)

Procestaal: alle officiële talen

Verzoekende partij

Koninkrijk België (vertegenwoordigers: C. Pochet, L. Van den Broeck, M. Jacobs en J.-C. Halleux, gemachtigden)

Dictum

Hoofdstuk acht, afdeling F, van de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Brussel op 30 oktober 2016, is verenigbaar met het primaire recht van de Europese Unie.