23.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 142/18


Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 7 februari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Manuela Maturi e. a. / Fondazione Teatro dell'Opera di Roma, Fondazione Teatro dell’Opera di Roma / Manuela Maturi e. a. (C-142/17), Catia Passeri / Fondazione Teatro dell’Opera di Roma (C-143/17)

(Gevoegde zaken C-142/17 en C-143/17) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Sociale politiek - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep - Richtlijn 2006/54/EG - Nationale regeling die voorziet in de tijdelijke mogelijkheid voor werknemers-artiesten die de pensioenleeftijd hebben bereikt, om in dienst te blijven tot aan de leeftijd die voordien als pensioengerechtigde leeftijd gold, die op was vastgesteld op 47 jaar voor vrouwen en 52 jaar voor mannen))

(2018/C 142/23)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte suprema di cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Manuela Maturi, Laura Di Segni, Isabella Lo Balbo, Maria Badini, Loredana Barbanera, Fondazione Teatro dell'Opera di Roma (-142/17), Catia Passeri (C-143/17)

Verwerende partijen: Fondazione Teatro dell'Opera di Roma, Manuela Maturi, Laura Di Segni, Isabella Lo Balbo, Maria Badini, Loredana Barbanera, Luca Troiano, Mauro Murri (C-142/17), Fondazione Teatro dell'Opera di Roma (C-143/17)

Dictum

Artikel 14, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling als die in artikel 3, lid 7, van wetsbesluit nr. 64/2010, omgezet in wet nr. 100 van 29 juni 2010, in de versie die van kracht was op datum van de feiten in het hoofdgeding, krachtens welke werknemers die als ballerina of danser in dienst zijn en die de pensioenleeftijd hebben bereikt die deze regeling zowel voor vrouwen als voor mannen vaststelt op 45 jaar, tijdens een overgangsperiode van twee jaar de mogelijkheid hebben een optie uit te oefenen op grond waarvan zij in dienst kunnen blijven tot aan de uiterste leeftijd die in de voorheen geldende regeling voor het in dienst blijven was bepaald en die was vastgesteld op 47 jaar voor vrouwen en 52 jaar voor mannen, door die richtlijn verboden directe discriminatie op grond van geslacht vormt.


(1)  PB C 249 van 31.7.2017.