5.8.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 263/6


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Gorzowie Wielkopolskim — Polen) — procedure ingeleid door WB

(C-658/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Verordening (EU) nr. 650/2012 - Artikel 3, lid 1, onder g) en i) - Begrip „beslissing” inzake erfopvolging - Begrip „authentieke akte” inzake erfopvolging - Juridische kwalificatie van de nationale erfrechtverklaring - Artikel 3, lid 2 - Begrip „gerecht” - Geen kennisgeving aan de Europese Commissie door de lidstaat van het feit dat notarissen als niet-gerechtelijke autoriteiten net zoals gerechten rechterlijke functies vervullen)

(2019/C 263/07)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Okręgowy w Gorzowie Wielkopolskim

Partijen in het hoofdgeding

WB

in vertegenwoordigheid van: Przemysława Bac, handelend in de hoedanigheid van notaris

Dictum

1)

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, moet aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een lidstaat geen kennisgeving als bedoeld in deze bepaling heeft gedaan van het feit dat notarissen rechterlijke functies vervullen, niet doorslaggevend is voor de vraag of deze notarissen kunnen worden aangemerkt als „gerecht”.

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, van verordening nr. 650/2012 moet aldus worden uitgelegd dat een notaris die op eensluidend verzoek van alle partijen bij de notariële procedure een akte opmaakt als die in het hoofdgeding, geen „gerecht” in de zin van deze bepaling is, en dat artikel 3, lid 1, onder g), van deze verordening bijgevolg aldus moet worden uitgelegd dat een dergelijke akte geen „beslissing” in de zin van deze bepaling is.

2)

Artikel 3, lid 1, onder i), van verordening nr. 650/2012 moet aldus worden uitgelegd dat een erfrechtverklaring als die in het hoofdgeding, die de notaris opstelt op eensluidend verzoek van alle partijen bij de notariële procedure, een „authentieke akte” in de zin van deze bepaling is waarvan de afgifte vergezeld kan gaan van het in artikel 59, lid 1, tweede alinea, van deze verordening bedoelde formulier dat is opgenomen in bijlage 2 bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1329/2014 van de Commissie van 9 december 2014 tot vaststelling van de formulieren bedoeld in verordening nr. 650/2012.


(1)  PB C 134 van 16.4.2018.