11.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 383/9


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 11 september 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Corte dei conti - Italië) – Federazione Italiana Golf (FIG)/Istituto Nazionale di Statistica - ISTAT, Ministero dell’Economia e delle Finanze (C-612/17), Federazione Italiana Sport Equestri (FISE)/Istituto Nazionale di Statistica (ISTAT) (C-613/17)

(Gevoegde zaken C-612/17 en C-613/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Verordening (EU) nr. 549/2013 - Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie - Bijlage A, punt 20.15 - Zeggenschap van een nationaal olympisch comité over nationale sportfederaties die zijn opgericht in de vorm van instellingen zonder winstoogmerk (izw’s) - Bijlage A, punt 20.15, tweede volzin - Begrip,algemene door de overheid vastgestelde regels die van toepassing zijn op alle instellingen die dezelfde activiteit uitoefenen’ - Draagwijdte - Bijlage A, punt 20.15, eerste volzin - Begrip „bevoegdheid om het algemene beleid of programma van [een] izw vast te stellen” - Draagwijdte - Bijlage A, punt 2.39, onder d), punt 20.15, onder d), en punt 20309, onder i), laatste volzin - Inaanmerkingneming van de aan de izw betaalde lidmaatschapsgelden)

(2019/C 383/08)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte dei conti

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Federazione Italiana Golf (FIG) (C-612/17), Federazione Italiana Sport Equestri (FISE) (C-613/17)

Verwerende partijen: Istituto Nazionale di Statistica - ISTAT, Ministero dell’Economia e delle Finanze (C-612/17), Istituto Nazionale di Statistica (ISTAT) (C-613/17)

Dictum

1)

Het begrip „algemene door de overheid vastgestelde regels die van toepassing zijn op alle instellingen die dezelfde activiteit uitoefenen” in de zin van punt 20.15, tweede volzin, van bijlage A bij verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat het zich uitstrekt tot elke regelgevende betrokkenheid van een tot de publieke sector behorende eenheid die regelgeving uitvaardigt of toepast die ertoe strekt om alle instellingen die de activiteit in kwestie uitoefenen, zonder onderscheid en op dezelfde wijze te onderwerpen aan algemene, ruime en abstracte voorschriften of aan algemene richtsnoeren, voor zover die regelgeving niet tot gevolg kan hebben dat, met name door het „buitensporige” karakter ervan in de zin van punt 20 309, onder h), van bijlage A bij verordening nr. 549/2013, het algemene beleid of programma van die instellingen feitelijk wordt gedicteerd.

2)

Het begrip „bevoegdheid om het algemene beleid of programma van [een instelling zonder winstoogmerk (izw)] vast te stellen” in de zin van punt 20.15, eerste volzin, van bijlage A bij verordening nr. 549/2013 moet worden uitgelegd als het vermogen van een overheidsinstelling om op duurzame en permanente wijze een daadwerkelijke en aanzienlijke invloed uit te oefenen op de vaststelling en verwezenlijking van de doelstellingen, activiteiten en operationele aspecten van de izw alsook van de strategische richtsnoeren en beleidslijnen die de izw voornemens is te volgen bij de uitoefening van die activiteiten. In zaken zoals in de hoofdgedingen staat het aan de nationale rechter om, aan de hand van de in punt 2.39, onder a) tot en met e), en punt 20.15, onder a) tot en met e), van bijlage A bij verordening nr. 549/2013 vermelde indicatoren voor zeggenschap en aan de hand van de overeenkomstige, op izw’s van toepassing zijnde indicatoren voor zeggenschap als bedoeld in punt 20 309 van bijlage A bij die verordening, na te gaan of een overheidsinstelling zoals het nationaal olympisch comité dat in de hoofdgedingen aan de orde is, als overheid zeggenschap heeft over nationale sportfederaties die zijn opgericht in de vorm van izw’s zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn. Daartoe dient die rechter overeenkomstig punt 2.39, laatste volzin, punt 20.15, vijfde tot en met achtste volzin, en punt 20 310 van bijlage A bij die verordening een algehele waardering te verrichten die naar haar aard een beoordeling inhoudt.

3)

Punt 2.39, onder d), punt 20.15, onder d), en punt 20 309, onder i), laatste volzin, van bijlage A bij verordening nr. 549/2013 moeten aldus worden uitgelegd dat de lidmaatschapsgelden die worden betaald aan privaatrechtelijke izw’s zoals de nationale sportfederaties die in de hoofdgedingen aan de orde zijn, in aanmerking moeten worden genomen om na te gaan of er sprake is van zeggenschap van de overheid. Dergelijke lidmaatschapsgelden kunnen, ongeacht of de schuldenaren particulieren zijn en ongeacht hoe die lidmaatschapsgelden naar nationaal recht worden gekwalificeerd, voor de toepassing van de in punt 2.39, onder d), en punt 20.15, onder d), van bijlage A bij die verordening vermelde indicator voor zeggenschap die verband houdt met de mate van financiering, worden geacht een openbaar karakter te hebben wanneer het gaat om verplichte bijdragen die, zonder noodzakelijkerwijs de tegenprestatie te vormen voor het daadwerkelijke gebruik van de verrichte diensten, in een openbaar belang worden geïnd ten gunste van nationale sportfederaties die in die zin een monopolie hebben binnen de sportdiscipline waarvoor zij verantwoordelijk zijn, dat sportbeoefening in de openbare dimensie daarvan onderworpen is aan hun exclusieve gezag, tenzij die federaties de organisatorische en budgettaire controle over die lidmaatschapsgelden behouden, wat de nationale rechter dient na te gaan. Indien deze rechter tot de slotsom zou komen dat die lidmaatschapsgelden moeten worden beschouwd als overheidsbijdragen, zal hij nog dienen na te gaan of, niettegenstaande het feit dat de betrokken nationale sportfederaties nagenoeg volledig worden gefinancierd door de publieke sector, de controlemaatregelen voor die financieringsstromen zo restrictief zijn dat zij het algemene beleid of programma van die federaties daadwerkelijk en aanzienlijk beïnvloeden, dan wel of diezelfde federaties in staat blijven dat beleid of programma te bepalen.


(1)  PB C 22 van 22.1.2018.