6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/7


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 14 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie/Y.Z., Z.Z., Y.Y.

(Zaak C-557/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Recht op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Artikel 16, lid 2, onder a) - Artikel 17 - Intrekking van de verblijfstitel van een gezinslid van een onderdaan van een derde land - Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen - Richtlijn 2003/109/EG - Artikel 9, lid 1, onder a) - Verlies van deze status - Fraude - Geen kennis van de fraude)

(2019/C 155/09)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Verwerende partijen: Y.Z., Z.Z., Y.Y.

Dictum

1)

Artikel 16, lid 2, onder a), van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging moet aldus worden uitgelegd dat wanneer vervalste documenten zijn overgelegd met het oog op de afgifte van verblijfstitels aan gezinsleden van een onderdaan van een derde land, het feit dat deze gezinsleden niet op de hoogte waren van het frauduleuze karakter van deze documenten, niet belet dat de betrokken lidstaat die titels uit hoofde van deze bepaling intrekt. Overeenkomstig artikel 17 van die richtlijn staat het echter aan de bevoegde nationale instanties om vooraf een geïndividualiseerd onderzoek naar de situatie van die gezinsleden te doen en daarbij een evenwichtige en redelijke beoordeling van alle in het geding zijnde belangen te verrichten.

2)

Artikel 9, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat onderdanen van derde landen aan wie de status van langdurig ingezetene is toegekend op basis van vervalste documenten, niet op de hoogte waren van het frauduleuze karakter van die documenten, niet belet dat de betrokken lidstaat die status op grond van die bepaling intrekt.


(1)  PB C 402 van 27.11.2017.