12.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 408/10


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 19 september 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Galicia — Spanje) — Isabel González Castro / Mutua Umivale, Prosegur España SL, Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)

(Zaak C-41/17) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 92/85/EEG - Artikelen 4, 5 en 7 - Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers - Werkneemster tijdens de lactatie - Nachtarbeid - Ploegenarbeid die gedeeltelijk tijdens nachttijd verricht wordt - Evaluatie van de risico’s die de arbeidsplaats inhoudt - Preventieve maatregelen - Betwisting door de betrokken werkneemster - Richtlijn 2006/54/EG - Artikel 19 - Gelijke behandeling - Discriminatie op grond van geslacht - Bewijslast))

(2018/C 408/11)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de Galicia

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Isabel González Castro

Verwerende partijen: Mutua Umivale, Prosegur España SL, Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)

Dictum

1)

Artikel 7 van richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op een situatie als aan de orde in het hoofdgeding, waarin de betrokken werkneemster in ploegendienst werkt in het kader waarvan zij slechts een gedeelte van haar taken in nachttijd verricht.

2)

Artikel 19, lid 1, van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking), moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding, waarin een werkneemster aan wie is geweigerd een medisch attest te verstrekken waarin wordt bevestigd dat haar arbeidsplaats een risico voor de lactatie inhoudt, en aan wie bijgevolg de uitkering wegens risico’s tijdens de lactatie werd geweigerd, bij de nationale rechter of enige andere bevoegde nationale instantie van de betrokken lidstaat opkomt tegen de evaluatie van de met haar arbeidsplaats verbonden risico’s, wanneer deze werkneemster feiten aandraagt die kunnen suggereren dat deze evaluatie geen specifiek onderzoek heeft omvat waarin rekening is gehouden met haar individuele situatie, en dus kan worden aangenomen dat sprake is van directe discriminatie op grond van geslacht in de zin van richtlijn 2006/54, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

Het staat dan aan de verwerende partij om het bewijs te leveren dat die risico-evaluatie wel een dergelijk concreet onderzoek heeft omvat en dat het discriminatieverbod bijgevolg niet is geschonden.


(1)  PB C 121 van 18.4.2017.