14.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 16/7 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 13 november 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bezirksgericht Bleiburg/Okrajno Sodišče Pliberk — Oostenrijk) — Čepelnik d.o.o./ Michael Vavti
(Zaak C-33/17) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Artikel 56 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Beperkingen - Diensten op de interne markt - Richtlijn 2006/123/EG - Arbeidsrecht - Detachering van werknemers om bouwwerkzaamheden te verrichten - Aanmelding van de werknemers - Bewaring en vertaling van de loonbriefjes - Stopzetting van de betalingen - Betaling van een waarborgsom door de afnemer van de diensten - Waarborg voor een geldboete die aan de dienstverrichter zou kunnen worden opgelegd))
(2019/C 16/07)
Procestalen: Duits en Sloveens
Verwijzende rechter
Bezirksgericht Bleiburg/Okrajno Sodišče Pliberk
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Čepelnik d.o.o.
Verwerende partij: Michael Vavti
Dictum
Artikel 56 VWEU moet in die zin worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling van een lidstaat zoals de regeling die in het hoofgeding aan de orde is, op grond waarvan de bevoegde autoriteiten een in deze lidstaat gevestigde bouwheer kunnen verplichten de betalingen aan zijn in een andere lidstaat gevestigde wederpartij stop te zetten en zelfs een waarborgsom te betalen die overeenkomt met het nog te betalen deel van de prijs van het werk, teneinde de betaling te waarborgen van de geldboete die aan deze wederpartij zou kunnen worden opgelegd ingeval komt vast te staan dat deze het arbeidsrecht van eerstgenoemde lidstaat heeft overtreden.