Beschikking van de president van het Gerecht van 6 april 2016 – GABO:mi/Commissie

(Zaak T‑10/16 R)

„Kort geding — Subsidies — Zesde en zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2002‑2006 en 2007‑2013) — Brieven waarbij terugbetaling van een deel van de toegekende subsidies wordt gevorderd — Debetnota — Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging — Ontvankelijkheid — Geen spoedeisendheid”

1. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Ontvankelijkheid prima facie van het beroep in de hoofdzaak — Summier onderzoek van het beroep in de hoofdzaak door de kortgedingrechter — Handelingen die geen bindende rechtsgevolgen sorteren — Handelingen waartegen geen beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld — Handelingen die onlosmakelijk verbonden zijn met de contractuele verhoudingen tussen de Commissie en de verzoekende partij — Debetnota en informatiebrieven die door de Commissie zijn opgesteld als eenvoudige ingebrekestelling zonder uitvoerend karakter — Niet-ontvankelijkheid (Art. 263 VWEU, 272 VWEU en 299 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156) (cf. punten 14‑16, 23‑27)

2. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Ernstige en onherstelbare schade — Reeds ontstane schade — Herstel dat buiten de doelstelling van de kortgedingprocedure valt (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156) (cf. punten 22, 48)

3. 

Beroep tot nietigverklaring — Beroep dat in werkelijkheid een geschil inzake een overeenkomst betreft — Herkwalificatie van het beroep — Voorwaarden [Art. 263 VWEU en 272 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, d)] (cf. punt 28)

4. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Ontvankelijkheid prima facie van het beroep in de hoofdzaak — Gelijktijdig aanvoeren van de rechtsgrondslagen betreffende het contractuele gedeelte en het niet-contractuele gedeelte van het geding — Niet-ontvankelijkheid van het verzoek in kort geding wegens de niet-ontvankelijkheid prima facie van het niet-contractuele gedeelte van het beroep in de hoofdzaak — Ontvankelijkheid van datzelfde verzoek wegens de ontvankelijkheid prima facie van het contractuele gedeelte van het beroep in de hoofdzaak (Art. 263 VWEU en 272 VWEU) (cf. punten 29‑32)

5. 

Kort geding — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Verzoekschrift — Vormvereisten — Vage en onduidelijke aanduiding van het voorwerp van het verzoek — Niet-ontvankelijkheid [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, e) en 156, lid 4] (cf. punt 33)

6. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Fumus boni juris — Spoedeisendheid — Ernstige en onherstelbare schade — Cumulatieve voorwaarden — Afweging van alle betrokken belangen — Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing — Beoordelingsbevoegdheid van de rechter in kort geding (Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3) (cf. punten 34, 35)

7. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Spoedeisendheid — Ernstige en onherstelbare schade — Bewijslast — Schade die met voldoende mate van waarschijnlijkheid voorzienbaar is (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3) (cf. punt 46)

8. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Spoedeisendheid — Morele schade die in het kort geding niet beter kan worden hersteld dan in de hoofdzaak — Geen spoedeisendheid (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3) (cf. punt 49)

9. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Spoedeisendheid — Ernstige en onherstelbare schade — Bewijslast — Financiële schade — Situatie waarin het voortbestaan van de verzoekende vennootschap in gevaar komt — Beoordeling op basis van de situatie van de groep waartoe de onderneming behoort en het aandeelhouderschap ervan — Rechtsonbekwaamheid van de groep om financiële steun te verlenen — Geen afdoend bewijs dienaangaande (Art. 278 VWEU en 279 VWEU) (cf. punten 51, 52, 56, 61, 63‑65)

10. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Fumus boni juris — Spoedeisendheid — Bewijslast — Verplichting om concrete en nauwkeurige aanwijzingen te verstrekken, gestaafd door gedetailleerde documenten, vanaf de indiening van het verzoek (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3) (cf. punten 53, 54, 79, 80)

11. 

Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Fumus boni juris — Onderzoek prima facie van de middelen aangevoerd ter ondersteuning van het beroep in de hoofdzaak (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3) (cf. punt 68)

12. 

Begroting van de Europese Unie — Financiële bijstand van de Unie — Verplichting van de ontvanger om de voorwaarden voor toekenning van de bijstand in acht te nemen — Financiering uitsluitend voor daadwerkelijk gedane uitgaven — Bewijs dat de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt — Overlegging van boekhoudkundige stukken die beantwoorden aan de technische voorwaarden voor toekenning van de betrokken subsidie en die tijdens een audit te verifiëren zijn — Geen — Niet-subsidiabele kosten (Art. 317 VWEU) (cf. punten 76, 77, 82)

13. 

Kort geding — Vormvereisten — Indiening van de verzoeken — Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen — Geen voldoende toelichting bij de gronden voor een „fumus boni juris” — Algemene verwijzing naar andere stukken — Niet-ontvankelijkheid (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 3) (cf. punt 79)

14. 

Begroting van de Europese Unie — Financiële bijstand van de Unie — Verplichting van de ontvanger om de voorwaarden voor toekenning van de bijstand in acht te nemen — Overeenkomsten gesloten in het kader van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie — Omvang van de door de Unie voor een specifiek project toegekende financiële bijstand — Totaal van de werkingskosten van de begunstigde onderneming — Daarvan uitgesloten (Art. 317 VWEU) (cf. punt 83)

Voorwerp

Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van, enerzijds, de beslissing in twee brieven van de Commissie van 2 december 2015 waarbij aan verzoekster wordt meegedeeld dat de Commissie een deel zal terugvorderen van de subsidies die aan verzoekster waren toegekend in het kader van het zesde en het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2002‑2006 en 2007‑2013) en, anderzijds, een debetnota van de Commissie waarbij verzoekster wordt gelast uiterlijk 15 januari 2016 een bedrag van 1770417,29 EUR te betalen

Dictum

1) 

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2) 

De beschikking van 18 januari 2016 in zaak T‑10/16 R wordt ingetrokken.

3) 

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.