5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/29


Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2016 door  WQ (*1) tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-1/16,  WQ (*1)/Parlement

(Zaak T-705/16 P)

(2016/C 454/51)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: WQ (*1) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het GVA in zaak F-1/16,  WQ (*1)/Parlement, te vernietigen;

nietig te verklaren het besluit van het TABG van 27 maart 2015 om rekwirants naam niet op te nemen op lijst van ambtenaren die mogen deelnemen aan het opleidingsprogramma van de certificeringsronde 2014;

het Parlement te verwijzen in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) bij het onderzoek van het door rekwirant in eerste aanleg aangevoerde middel ontleend aan schending van het algemene gelijkheidsbeginsel, door te oordelen dat rekwirant zich feitelijk in een situatie bevond die verschilde van die van een kandidaat met een diploma van hetzelfde niveau die een cursus van ten minste één jaar heeft gevolgd.

2.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting volgende uit het feit dat het GVA heeft geoordeeld dat het betwiste besluit, namelijk dat om rekwirants naam niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die mogen deelnemen aan het opleidingsprogramma van de certificeringsronde 2014, niet in strijd was met artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten op het gebied van onderwijs.

3.

Derde middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het GVA doordat het de exceptie van onwettigheid die de rekwirerende partij in eerste aanleg had aangevoerd heeft afgewezen, op grond dat het criterium van het hebben gevolgd van een cursus van ten minste één jaar gerechtvaardigd en evenredig was, gelet op de aard van de certificeringsprocedure. In dit kader wordt gesteld dat het GVA eveneens de argumenten van de rekwirerende partij verkeerd heeft opgevat, door te oordelen dat zij niet was opgekomen tegen het feit de in aanmerkingneming van het betwiste diploma tot gevolg had gehad dat haar beroepservaring bij de instellingen twee keer was gewaardeerd.


(*1)  Informatie gewist in het kader van de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.