15.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/15


Arrest van het Gerecht van 22 november 2017 — von Blumenthal e.a. / EIB

(Zaak T-558/16) (1)

((„Openbare dienst - Personeel van de EIB - Hervorming van het systeem van bezoldiging en salarisprogressie - Exceptie van onwettigheid - Gelijke behandeling - Aansprakelijkheid”))

(2018/C 013/25)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Henry von Blumenthal (Bergem, Luxemburg), Marc D’Hooge (Luxemburg, Luxemburg), Giulia Gaspari (Luxemburg), Patrick Vanhoudt (Gonderange, Luxemburg) en Dalila Bundy (Cosnes-et-Romain, Frankrijk) (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank (EIB) (vertegenwoordigers: aanvankelijk C. Gómez de la Cruz, G. Nuvoli en T. Gilliams, vervolgens T. Gilliams en G. Faedo, gemachtigden, bijgestaan door P.-E. Partsch, advocaat)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, ten eerste strekkende tot nietigverklaring van de besluiten, vervat in de salarisafrekening over april 2015 en volgende, tot toepassing, op de verzoekende partijen, van het besluit van de raad van bestuur van de EIB van 16 december 2014 en van het besluit van het directiecomité van de EIB van 4 februari 2015, alsmede van de afrekeningen betreffende de beloning voor de prestaties die in april 2015 ten behoeve van verzoekers zijn opgesteld, en ten tweede tot veroordeling van de EIB tot betaling, aan verzoekers, van 1) een bedrag bestaande in het verschil tussen het bedrag van de bezoldigingen die krachtens bovenvermelde besluiten zijn betaald en dat van de bezoldigingen die verschuldigd waren volgens de door de EIB aangegane verplichtingen en 2) een vergoeding voor de materiële schade die verzoekers wegens het verlies aan koopkracht hebben geleden en voor de immateriële schade die zij zouden hebben geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Henry von Blumenthal, Marc D’Hooge, Giulia Gaspari, Patrick Vanhoudt en Dalila Bundy worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 414 van 14.12.2015 (zaak aanvankelijk ingeschreven bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie onder nummer F-99/15, en op 1 september 2016 overgedragen aan het Gerecht van de Europese Unie).