1.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 220/31


Arrest van het Gerecht van 30 april 2019 — Alvarez y Bejarano e.a./Commissie

(Zaken T-516/16 en T-536/16) (1)

(„Openbare dienst - Ambtenaren - Arbeidscontractanten - Herziening van het Statuut - Minder gunstige regeling op het gebied van de forfaitaire betaling van reiskosten en verhoging van de jaarlijkse verlofdagen met extra verlofdagen aan reisdagen - Verband tussen de toekenning van die voordelen en de status van buitenlander of ontheemde - Afschaffing van de vergoeding van de jaarlijkse reiskosten en van de reisdagen”)

(2019/C 220/40)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Maria Alvarez y Bejarano (Namen, België) en 11 andere verzoekende partijen wier namen zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Currall en G. Gattinara, vervolgens G. Gattinara en F. Simonetti, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: E. Taneva en M. Ecker, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Bauer en M. Veiga, vervolgens M. Bauer en R. Meyer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoeken krachtens artikel 270 VWEU, strekkende tot nietigverklaring van de besluiten om verzoekers met ingang van 1 januari 2014 geen reisdagen en de vergoeding van jaarlijkse reiskosten te geven om in verbinding te kunnen blijven met hun plaats van herkomst

Dictum

1)

De zaken T-516/16 en T-536/16 worden gevoegd voor het arrest.

2)

De beroepen worden verworpen.

3)

Maria Alvarez y Bejarano en de andere ambtenaren en functionarissen van de Europese Commissie wier namen zijn opgenomen in de bijlage, worden verwezen in de kosten.

4)

De Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 421 van 24.11.2014 (zaak aanvankelijk ingeschreven bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie onder nummer F-85/14 en op 1 september 2016 overgedragen aan het Gerecht van de Europese Unie)