21.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 428/12


Hogere voorziening ingesteld op 11 september 2016 door Telefónica S.A. tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 28 juni 2016 in zaak T-216/13, Telefónica/Commissie

(Zaak C-487/16 P)

(2016/C 428/13)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Telefónica S.A. (vertegenwoordigers: J. Folguera Crespo en P. Vidal Martínez, abogados)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest vernietigen en het besluit (1) nietig verklaren om de redenen die zijn uiteengezet in het tweede middel, waarmee wordt gesteld dat de gedraging van Telefónica geen beperking naar strekking vormt.

subsidiair, het arrest vernietigen om de redenen die zijn uiteengezet in het eerste middel en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor de oplegging van het geweigerde getuigenbewijs en een beslissing ten gronde op het door Telefónica bij het Gerecht ingestelde beroep tot nietigverklaring, rekening houdend met het resultaat van dat getuigenbewijs.

meer subsidiair en om de redenen die zijn uiteengezet in het derde middel,

punt 1 van het dictum van het arrest vernietigen;

de geringe ernst van de gedraging van Telefónica en het bestaan van de verzachtende omstandigheden als vermeld in het derde middel van dit verzoekschrift vaststellen;

het percentage bepalen waarmee de geldboete moet worden verlaagd wegens die geringe ernst en de vermelde verzachtende omstandigheden, overeenkomstig het bepaalde in dat middel.

de Commissie verwijzen in de kosten die Telefónica heeft gemaakt in zowel de procedure in eerste aanleg als de onderhavige procedure voor het Hof.

de lengte van dit verzoekschrift, dat iets langer is dan is aanbevolen in de praktische aanwijzingen van het Hof, aanvaarden, gelet op de economische gevolgen van de zaak voor rekwirante en de complexiteit van de aangevoerde argumenten.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Schending van artikel 47 en artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 68 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht door de afwijzing van het verzoek om een getuigenverhoor. De weigering door het Gerecht van het gevraagde getuigenbewijs heeft Telefónica weerloos gemaakt, doordat haar een bewijsmiddel is ontzegd dat essentieel en doorslaggevend is voor een juiste beoordeling van de zaak. Tegen de handelwijze van het Gerecht kunnen vier fundamentele bezwaren worden ingebracht: (i) teleologische contradictie; (ii) ongelijke verdeling van de bewijslast; (iii) vooruitlopen op het resultaat van het getuigenbewijs; (iv) onevenwichtige afweging.

2.

Schending van artikel 101 VWEU, doordat de rechtspraak inzake beperkingen naar strekking alsook het motiveringsbeginsel en het beginsel van het vermoeden van onschuld onjuist zijn toegepast.

Subsidiair:

3.

Onjuiste beoordeling van de geringe ernst van de inbreuk en het bestaan van verzachtende omstandigheden voor de gedraging van Telefónica. Telefónica is van mening dat het Gerecht bij zijn beoordeling geen rekening heeft gehouden met bijkomende factoren waaruit de geringe ernst van de gedraging blijkt en die zouden hebben geleid tot een extra verlaging van de geldboete, bovenop de vermindering die de Commissie reeds heeft toegepast.


(1)  Besluit C(2013) 306 final van de Commissie van 23 januari 2013 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU (zaak COMP/39.839 — Telefónica/Portugal Telecom).