21.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 428/4


Hogere voorziening ingesteld op 4 augustus 2016 door Wolf Oil Corp. tegen het arrest van het Gerecht (Alleensprekende rechter) van 1 juni 2016 in zaak T-34/15, Wolf Oil Corp./Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-437/16 P)

(2016/C 428/05)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Wolf Oil Corp. (vertegenwoordigers: P. Maeyaert, J. Muyldermans, advocaten)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 1 juni 2016 in zaak T-34/15;

verwijzing van het EUIPO en van interveniënte in eerste aanleg in hun eigen kosten en in die van Wolf Oil.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar hogere voorziening verzoekt verzoekster (Wolf Oil) het Hof om vernietiging van het arrest van het Gerecht van 1 juni 2016, Wolf Oil/EUIPO — SCT Lubricants (CHEMPIOIL) (T-34/15, niet gepubliceerd, EU:T:2016:330) („bestreden arrest”) houdende verwerping door het Gerecht van het beroep dat door Wolf Oil was ingesteld tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie („EUIPO”) van 31 oktober 2014 (zaak R 1596/2013-5). De hogere voorziening is gebaseerd op twee middelen.

Met het eerste middel voert Wolf Oil aan dat het bestreden arrest niet rechtens genoegzaam is gemotiveerd en dat daarin de feiten onjuist zijn opgevat, doordat geen antwoord is verstrekt op een bepaald aantal argumenten en onsamenhangendheden die zij had aangevoerd ter onderbouwing van het middel volgens hetwelk het EUIPO het verwarringsgevaar onjuist had beoordeeld [artikel 8, lid 1, onder b), van de Uniemerkverordening (1) (zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) 2015/2424 (2)).

Met het tweede middel voert Wolf Oil aan dat het bestreden arrest schending oplevert van artikel 8, lid 1, onder b), van de Uniemerkverordening, doordat daarin de algemene beginselen betreffende het verwarringsgevaar onjuist zijn toegepast. Dit middel bestaat uit drie onderdelen. De eerste twee onderdelen van het tweede middel zijn ontleend aan een onjuiste uitlegging van de in de rechtspraak van het Gerecht en het Hof algemeen erkende regel volgens welke de begripsmatige verschillen tussen twee merken in bepaalde mate kunnen opwegen tegen de overeenstemming ervan op visueel en fonetisch gebied. Met het derde onderdeel van het tweede middel wordt opgekomen tegen het bestreden arrest doordat daarin bij de globale beoordeling van het verwarringsgevaar geen rekening is gehouden met het reële gebruik van het merk op de markt.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) 2015/2424 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk, en van verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie inzake de aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen (PB L 341, blz. 21).