1.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 279/18


Hogere voorziening ingesteld op 19 mei 2016 door het Koninkrijk Spanje tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 3 maart 2016 in zaak T-675/14, Spanje/Commissie

(Zaak C-279/16 P)

(2016/C 279/25)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: M. J. García-Valdecasas Dorrego, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie en Republiek Letland

Conclusies

de onderhavige hogere voorziening toewijzen en het arrest van het Gerecht vernietigen;

in het nieuw te wijzen arrest uitvoeringsbesluit 2014/458/EU van de Commissie van 9 juli 2014 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (1) nietig verklaren voor zover het betrekking heeft op de door het Koninkrijk Spanje verrichte uitgaven ten bedrage van 2 713 208,07 EUR

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Onjuiste rechtsopvatting wegens ontoereikende motivering van het bestreden arrest aangezien het Gerecht zich niet heeft uitgelaten over de gebrekkige motivering van het uitvoeringsbesluit van de Commissie, terwijl het daarop betrekking hebbende middel voldoende duidelijk en nauwkeurig was geformuleerd om een oordeel te kunnen vellen.

2.

Onjuiste rechtsopvatting over de omvang van de motiveringsplicht aangezien de overwegingen van het Gerecht zich niet verdragen met de duidelijkheid en ondubbelzinnigheid die de motivering van het besluit van de Commissie moeten kenmerken om te voldoen aan de eisen van artikel 296 VWEU. De motivering van de handeling was ondubbelzinnig noch duidelijk, waardoor de lidstaat geen verweer kon voeren.

3.

Kennelijk verkeerde voorstelling van de feiten aangezien het Gerecht de feiten kennelijk verkeerd heeft voorgesteld door in punt 55 van het bestreden arrest te oordelen dat het Koninkrijk Spanje niet heeft aangetoond dat de verplichtingen waaraan niet was voldaan, voor een aantal boerderijen niet golden. In de eerste plaats is dit oordeel in strijd met de aard van de randvoorwaarden omdat slechts bepaalde boerderijen een risico kunnen inhouden en alleen voor die boerderijen de specifieke eisen gelden waaraan niet was voldaan. In de tweede plaats heeft het Koninkrijk Spanje de Commissie concrete gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de specifieke verplichtingen niet golden voor bepaalde boerderijen.

4.

Onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 31, lid 2, van verordening (EG) nr. 1290/2005 en wat het evenredigheidsbeginsel betreft waar het gaat om de toepassing van een forfaitaire correctie en de weigering om de door het Koninkrijk Spanje voorgestelde correctie toe te passen

4.1

Onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 31, lid 2, omdat volgens deze bepaling cruciaal is dat rekening wordt gehouden met de financiële schade. De omvang daarvan is door het Koninkrijk Spanje nauwkeurig bepaald, zodat het niet nodig was om gebruik te maken van een forfaitaire financiële correctie, welke methode alleen moet worden toegepast wanneer geen andere, geschiktere methode kan worden toegepast.

4.2

Onjuiste rechtsopvatting bij de rechterlijke toetsing van het evenredigheidsbeginsel omdat de door de Commissie gehanteerde methode heeft geleid tot een forfaitaire correctie die 530 % hoger is dan de door het Koninkrijk Spanje gemaakte berekening. Bij de berekening van het Koninkrijk Spanje is rekening gehouden met reële gegevens betreffende sancties die werden opgelegd in de jaren nadat de met de randvoorwaarden samenhangende gevolgen waren aangepakt. Het bedrag van de forfaitaire correctie is volstrekt buitensporig en de betaalorganen hoeven geen overgewaardeerde correcties voor hun rekening te nemen.

5.

Onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 en wat het evenredigheidsbeginsel betreft aangezien is geoordeeld dat het mogelijk was om een forfaitaire financiële correctie te combineren met een eenmalige financiële correctie voor een en hetzelfde begrotingsonderdeel voor 2008, aangezien volgens document AGRI-2005-64043-ES er geen correcties mogen worden toegepast op bedragen die reeds om dezelfde redenen zijn gecorrigeerd. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie is het combineren van correcties slechts mogelijk als het risico voor het fonds niet kan worden gedekt met uitsluitend specifieke correcties. Verder is sprake van onevenredigheid en onredelijkheid omdat indien alleen de forfaitaire financiële correctie was toegepast, het te onttrekken bedrag lager zou zijn geweest dan het bedrag dat het resultaat is van de combinatie van de twee financiële correcties.


(1)  PB L 205, blz. 62.