18.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 260/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Queen’s Bench Division (Administrative Court) (Verenigd Koninkrijk) op 13 mei 2016 – Western Sahara Campaign UK/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs, Secretary of State for Environment, Food and Rural Affairs

(Zaak C-266/16)

(2016/C 260/39)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice of England and Wales, Queen’s Bench Division (Administrative Court)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Western Sahara Campaign UK

Verwerende partijen: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs, Secretary of State for Environment, Food and Rural Affairs

Prejudiciële vragen

1)

Hebben de verwijzingen naar „Marokko” in de artikelen 9, 17 en 94 van de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (PB 2000, L 70, blz. 2) („associatieovereenkomst”), goedgekeurd bij besluit 2000/204/EG (1), EGKS van de Raad en de Commissie, en in Protocol nr. 4 bij deze overeenkomst, enkel betrekking op het soevereine grondgebied van Marokko, zoals dat is erkend door de Verenigde Naties en de Europese Unie („EU”), waardoor is uitgesloten dat producten die afkomstig zijn uit de Westelijke Sahara bij invoer in de EU overeenkomstig de associatieovereenkomst met vrijstelling van douanerechten worden toegelaten?

2)

Indien producten die afkomstig zijn uit de Westelijke Sahara bij invoer in de EU overeenkomstig de associatieovereenkomst met vrijstelling van douanerechten worden toegelaten, is de associatieovereenkomst dan geldig, gelet op het vereiste krachtens artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie om bij te dragen tot de eerbiediging van belangrijke beginselen van internationaal recht en de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en gelet op de vraag in hoeverre de associatieovereenkomst ten gunste van en namens het Saharawivolk overeenkomstig diens wensen is gesloten, en/of in overleg met diens erkende vertegenwoordigers?

3)

Is de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EU en het Koninkrijk Marokko (zoals goedgekeurd en uitgevoerd bij verordening nr. 764/2006 (2) van de Raad, besluit 2013/785/EU (3) van de Raad en verordening nr. 1270/2013 (4) van de Raad) geldig, gelet op het vereiste krachtens artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie om bij te dragen tot de eerbiediging van belangrijke beginselen van internationaal recht en de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en gelet op de vraag in hoeverre de Partnerschapsovereenkomst ten gunste van en namens het Saharawivolk overeenkomstig diens wensen is gesloten, en/of in overleg met diens erkende vertegenwoordigers?

4)

Is verzoeker gerechtigd om de geldigheid van EU-handelingen te betwisten op grond van vermeende schending van internationaal recht door de EU, in het bijzonder gelet op:

a.

het feit dat, hoewel verzoeker ingevolge het nationale recht procesbevoegdheid heeft om de geldigheid van EU-handelingen te betwisten, hij zich niet op rechten uit hoofde van EU-recht beroept; en/of

b.

het beginsel uit de uitspraak Case of the Monetary Gold Removed from Rome in 1943 (ICJ Reports 1954), waaruit volgt dat het Internationaal Gerechtshof geen uitspraak mag doen die de handelwijze van een staat in twijfel trekt of afbreuk doet aan diens rechten, wanneer deze staat niet voor het Gerechtshof verschijnt en er niet mee heeft ingestemd door de beslissingen van het Gerechtshof te worden gebonden?


(1)  Besluit 2000/204/EG, EGKS van de Raad en de Commissie van 24 januari 2000 inzake de sluiting van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (PB 2000, L 70, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 764/2006 van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko (PB 2006, L 141, blz. 1).

(3)  Besluit 2013/785/EU van de Raad van 16 december 2013 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko overeengekomen Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (PB 2013, L 349, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1270/2013 van de Raad van 15 november 2013 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko overeengekomen Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (PB 2013, L 328, blz. 40).