13.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 211/31 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (Ierland) op 29 maart 2016 — M.H./M.H.
(Zaak C-173/16)
(2016/C 211/41)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Court of Appeal
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: M.H.
Verwerende partij: M.H.
Prejudiciële vraag
Dient artikel 16, eerste lid, onder a, van verordening nr. 2201/2003 (1) aldus te worden uitgelegd dat met „het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid […] bij het gerecht wordt ingediend” wordt bedoeld:
i) |
het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid door het gerecht is ontvangen, zelfs indien overeenkomstig de nationale wetgeving de zaak door de enkele ontvangst ervan nog niet onmiddellijk aanhangig is; of |
ii) |
het tijdstip waarop, na ontvangst van het stuk waarmee het geding wordt ingeleid, de zaak overeenkomstig de nationale wetgeving aanhangig is gemaakt. |
(1) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1).