29.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 111/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 27 januari 2016 — Valsts ieņēmumu dienests/SIA „LS Customs Services”

(Zaak C-46/16)

(2016/C 111/17)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Eiser tot cassatie: Valsts ieņēmumu dienests

Verweerster in cassatie: SIA „LS Customs Services”

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 29, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1) aldus worden uitgelegd dat de in dat artikel genoemde methode ook van toepassing is wanneer de invoer van goederen en het in het vrije verkeer brengen daarvan in het douanegebied van de Gemeenschap het gevolg is van het feit dat gedurende het douanevervoer onttrekking aan het douanetoezicht heeft plaatsgevonden, en het aan rechten bij invoer onderworpen goederen betreft die niet voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap, maar voor uitvoer uit de Gemeenschap zijn verkocht?

2)

Moet het woord „achtereenvolgens” in artikel 30, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, gelezen in samenhang met het in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde recht op behoorlijk bestuur en het beginsel dat besluiten moeten worden gemotiveerd, aldus worden uitgelegd dat de douane, om tot de conclusie te kunnen komen dat de methode van artikel 31 moet worden toegepast, in elk besluit dient aan te geven waarom de in de artikelen 29 en 30 genoemde methoden voor de vaststelling van de douanewaarde van goederen in de specifieke omstandigheden van het geval niet kunnen worden toegepast?

3)

Is het, om geen gebruik te maken van de methode van artikel 30, lid 2, onder a), van het communautair douanewetboek, voldoende dat de douane erop wijst dat hij niet beschikt over de benodigde informatie, of is de douane verplicht om de informatie te verkrijgen van de producent?

4)

Moet de douane aangeven waarom er geen gebruik is gemaakt van de in artikel 30, lid 2, onder c) en d), van het communautair douanewetboek genoemde methoden indien hij de prijs van soortgelijke goederen vaststelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 151, lid 3, van verordening nr. 2454/93 (2)?

5)

Moet in het besluit van de douane uitgebreid worden aangegeven welke in de Gemeenschap beschikbare gegevens als bedoeld in artikel 31 van het communautair douanewetboek er zijn, of kan de douane dat op een later tijdstip doen door tijdens de gerechtelijke procedure nader bewijs over te leggen?


(1)  PB L 302, blz. 1.

(2)  Verordening van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1).