29.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 111/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 11 januari 2016 — Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht/Ewald Baumeister

(Zaak C-15/16)

(2016/C 111/14)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster tot „Revision”: Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht

Verweerder in „Revision”: Ewald Baumeister

Interveniënt: Frank Schmitt als curator over het vermogen van Phoenix Kapitaldienst GmbH

Prejudiciële vragen

1)

a)

Valt alle bedrijfsinformatie die de onder toezicht staande onderneming aan de toezichthoudende autoriteit heeft verstrekt, onder het begrip „vertrouwelijke gegevens” in de zin van artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn 2004/39/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145, blz. 1; hierna „richtlijn 2004/39/EG”), en dus onder het in artikel 54, lid 1, eerste volzin, van deze richtlijn bedoelde beroepsgeheim, zonder dat daarvoor aan nadere voorwaarden dient te zijn voldaan?

b)

Geldt het „geheim van het prudentiële toezicht” als onderdeel van het beroepsgeheim in de zin van artikel 54, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 2004/39/EG voor alle in de stukken vervatte verklaringen van de toezichthoudende autoriteit, met inbegrip van haar correspondentie met andere instanties, zonder dat daarvoor aan nadere voorwaarden dient te zijn voldaan?

Voor het geval dat de vragen a) of b) ontkennend worden beantwoord:

c)

Dient de bepaling over het beroepsgeheim in artikel 54, lid 1, van richtlijn 2004/39/EG aldus te worden uitgelegd dat bij de kwalificatie van gegevens als „vertrouwelijk”

aa)

beslissend is of gegevens naar de aard ervan onder het beroepsgeheim vallen dan wel de toegang tot deze gegevens het belang bij geheimhouding concreet en daadwerkelijk zou kunnen schaden,

bb)

of aldus dat bij deze kwalificatie rekening moet worden gehouden met andere omstandigheden die meebrengen dat de gegevens onder het beroepsgeheim vallen,

cc)

of aldus dat de toezichthoudende autoriteit zich bij die kwalificatie ten aanzien van de in haar stukken vervatte bedrijfsinformatie van de onder toezicht staande instelling en ten aanzien van haar geschriften die daarmee verband houden, kan beroepen op het weerlegbare vermoeden dat in zoverre commerciële of prudentiële geheimen in het geding zijn?

2)

Dient het begrip „vertrouwelijke gegevens” in de zin van artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn 2004/39/EG aldus te worden uitgelegd dat de kwalificatie van door de toezichthoudende autoriteit doorgegeven bedrijfsinformatie als commercieel geheim dat bescherming verdient of als gegeven dat anderszins bescherming verdient, enkel afhangt van het tijdstip waarop deze informatie is verstrekt aan de toezichthoudende instantie?

Voor het geval dat vraag 2 ontkennend wordt beantwoord:

3)

Dient bij de vraag of bedrijfsinformatie, los van wijzigingen van het economische klimaat, bescherming verdient als commercieel geheim en dus onder het beroepsgeheim valt als bedoeld in artikel 54, lid 1, tweede volzin, van richtlijn 2004/39/EG, op algemene wijze een tijdslimiet — van bijvoorbeeld vijf jaar — te worden gehanteerd, waarvan de overschrijding het weerlegbare vermoeden oplevert dat deze informatie haar economische waarde heeft verloren? Geldt dit eveneens voor het geheim van het prudentiële toezicht?


(1)  PB. L 145, blz. 1.