Zaak C‑506/16
José Joaquim Neto de Sousa
tegen
Portugese Staat
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal da Relação do Porto)
„Prejudiciële verwijzing – Verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven – Richtlijn 72/166/EEG – Richtlijn 84/5/EEG – Richtlijn 90/232/EEG – Bestuurder verantwoordelijk voor het ongeval dat het overlijden van zijn echtgenote, inzittende van het voertuig, heeft veroorzaakt – Nationale wettelijke regeling die de vergoeding uitsluit van vermogensschade geleden door de voor het ongeval aansprakelijke bestuurder”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 7 september 2017
Harmonisatie van wetgevingen – Verzekering wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen – Richtlijnen 72/166, 84/5 en 90/232 – Nationale regeling die de vergoeding uitsluit van vermogensschade geleden door de voor het ongeval aansprakelijke bestuurder – Toelaatbaarheid
(Richtlijnen van de Raad 72/166 en 84/5, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, en 90/232)
Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, de Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005, en de Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan nationale wettelijke regeling op grond waarvan de bestuurder van een motorvoertuig, die wegens schuld aansprakelijk is voor een verkeersongeval ten gevolge waarvan zijn echtgenote, inzittende van het voertuig, is overleden, geen recht heeft op vergoeding van vermogensschade die hij als gevolg van dit overlijden heeft geleden.
In het hoofdgeding wordt het recht op vergoeding van Neto de Sousa niet geraakt door een in verzekeringsbepalingen vastgelegde beperking van de dekking van de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, maar door het toepasselijke nationale stelsel van wettelijke aansprakelijkheid.
De nationale wettelijke regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, zoals uitgelegd door de Supremo Tribunal de Justiça (hoogste rechterlijke instantie in Portugal), leidt er immers toe dat de bestuurder van een motorvoertuig, als verantwoordelijke voor een verkeersongeval, wordt uitgesloten van het recht op vergoeding van eigen schade die hij ten gevolge van dit ongeval heeft geleden. Deze wettelijke regeling beperkt dus niet de dekking door de verzekering van de wettelijke aansprakelijkheid voor aan derden toegebrachte schade die bij de verzekerde mocht worden vastgesteld (zie naar analogie arrest van 23 oktober 2012, Marques Almeida,C 300/10, EU:C:2012:656, punt 35).
In deze omstandigheden staat vast dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale wettelijke regeling geen afbreuk doet aan de in het Unierecht vastgelegde waarborg dat de volgens het toepasselijke nationale recht geldende wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, wordt gedekt door een verzekering overeenkomstig de Eerste, de Tweede en de Derde richtlijn (zie naar analogie arrest van 23 oktober 2012, Marques Almeida,C 300/10, EU:C:2012:656, punt 38). Dit oordeel komt niet weer ter discussie te staan door het feit dat de vermogensschade die Neto de Sousa heeft geleden, voortvloeit uit het overlijden van zijn echtgenote, die inzittende was van het voertuig dat hij bestuurde toen hij het ongeval veroorzaakte. De door de verwijzende rechterlijke instantie verstrekte gegevens lijken er immers op te wijzen dat de zaak die in het hoofdgeding aan de orde is, geen betrekking heeft op het recht op vergoeding van schade die is geleden door een slachtoffer in de hoedanigheid van inzittende van een voertuig dat bij een ongeval is betrokken, maar op het recht op vergoeding van schade die is geleden door de voor dit ongeval aansprakelijke bestuurder.
(zie punten 33‑38 en dictum)