Zaak C‑-277/16
Polkomtel sp. z o.o.
tegen
Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sąd Najwyższy)
„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten – Richtlijn 2002/21/EG – Artikelen 8 en 16 – Richtlijn 2002/19/EG – Artikelen 8 en 13 – Exploitant die is aangemerkt als onderneming met aanmerkelijke marktmacht – Prijscontrole – Verplichtingen opgelegd door de nationale regelgevende instanties – Verplichting inzake kostenoriëntering van prijzen – Prijzen die lager worden vastgesteld dan de kosten die de betrokken exploitant maakt voor de levering van de afgiftedienst op mobiele netwerken – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 16 – Vrijheid van ondernemerschap – Evenredigheid”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 december 2017
Harmonisatie van de wetgevingen–Telecommunicatiesector–Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten–Regelgevingskader–Richtlijn 2002/19–Prijscontrole door de nationale regelgevende instanties–Bevoegdheid om een exploitant met aanmerkelijke marktmacht te verplichten tot vaststelling van prijzen aan de hand van de kosten–Opleggen van een verplichting om de tarieven vast te stellen op een niveau dat onder de gemaakte kosten ligt–Toelaatbaarheid–Voorwaarden
(Richtlijn 2002/19 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 4, en 13)
Harmonisatie van de wetgevingen–Telecommunicatiesector–Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten–Regelgevingskader–Richtlijnen 2002/19 en 2002/21–Prijscontrole door de nationale regelgevende instanties–Bevoegdheid om een exploitant met aanmerkelijke marktmacht te verplichten tot vaststelling van prijzen aan de hand van de kosten–Opleggen van een verplichting om de tarieven jaarlijks te actualiseren en aan een periodieke toetsing te onderwerpen–Toelaatbaarheid–Voorwaarden
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 16 en art. 52, lid 1; richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 2002/19, art. 8, lid 4, en 13, lid 3, en 2002/21, art. 8)
Harmonisatie van de wetgevingen–Telecommunicatiesector–Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten–Regelgevingskader–Richtlijn 2002/19–Prijscontrole door de nationale regelgevende instanties–Bevoegdheid om een exploitant met aanmerkelijke marktmacht te verplichten tot vaststelling van prijzen aan de hand van de kosten–Mogelijkheid om aanpassing van de prijzen te eisen voor of nadat de exploitant deze is gaan toepassen
(Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 2002/19, art. 13, leden 1 en 3)
Artikel 8, lid 4, en artikel 13 van richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer aan een exploitant die is aangemerkt als onderneming met een aanmerkelijke macht op een specifieke markt, door een nationale regelgevende instantie (NRI) een verplichting inzake kostenoriëntering van prijzen wordt opgelegd, deze nationale regelgevende instantie met het oog op de bevordering van economische efficiëntie en duurzame concurrentie voor de diensten die door deze verplichting worden bestreken, een prijs kan vaststellen op een niveau dat lager ligt dan de kosten die voor het verrichten van die diensten door deze exploitant worden gemaakt, indien deze kosten hoger zijn dan die van een efficiënte exploitant, hetgeen door de nationale rechterlijke instantie moet worden nagegaan.
Hieruit volgt dat de NRI’s, na te hebben gecontroleerd of de betrokken exploitant zijn verplichting tot kostenoriëntering van prijzen is nagekomen, en na te hebben besloten dat een prijsaanpassing moet worden geëist, deze exploitant kunnen verplichten om de tarieven vast te stellen op een niveau dat lager ligt dan de door hem gemaakte kosten, indien deze kosten hoger zijn dan de kosten van een efficiënte exploitant, waarbij deze kosten een redelijke opbrengst van diens ingezette kapitaal moeten omvatten.
(zie punten 39, 40, dictum 1)
Artikel 8, lid 4, en artikel 13, lid 3, van richtlijn 2002/19, gelezen in samenhang met artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat een nationale regelgevende instantie een exploitant die is aangemerkt als onderneming met een aanmerkelijke macht op een specifieke markt en op wie een verplichting inzake kostenoriëntering van prijzen rust, kan verplichten zijn prijzen jaarlijks vast te stellen op basis van de meest actuele gegevens en deze prijzen en de gegevens die deze prijzen onderbouwen, voorafgaand aan de toepassing ervan ter toetsing aan haar voor te leggen, op voorwaarde dat dergelijke verplichtingen zijn gegrond op de aard van het vastgestelde probleem, en evenredig en gerechtvaardigd zijn gelet op de doelstellingen van artikel 8 van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn), hetgeen de nationale rechterlijke instantie moet nagaan.
De mogelijkheid voor de NRI om van een exploitant te eisen dat hij zijn tarieven jaarlijks actualiseert en om deze tarieven aan een periodieke toetsing te onderwerpen vormt een inmenging in de uitoefening van het recht dat door artikel 16 van het Handvest is gewaarborgd. Zij moet dan ook, krachtens artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet zijn voorzien, de wezenlijke inhoud van het door dit artikel 16 gewaarborgde recht eerbiedigen en, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (zie in die zin arresten van 22 januari 2013, Sky Österreich,C‑283/11, EU:C:2013:28, punten 46‑48, en 21 december 2016, AGET Iraklis,C‑201/15, EU:C:2016:972, punt 70en aldaar aangehaalde rechtspraak). Zo is het aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of de verplichting de prijzen jaarlijks aan te passen in overeenstemming is met het in artikel 8, lid 4, van de toegangsrichtlijn bedoelde vereiste van evenredigheid, voor zover deze verplichting noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstellingen die in het bovenstaande punt zijn vermeld.
(zie punten 51, 53, 55, dictum 2)
Artikel 13, lid 3, van richtlijn 2002/19 moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer aan een exploitant een verplichting tot kostenoriëntering van prijzen is opgelegd op basis van artikel 13, lid 1, van deze richtlijn, deze exploitant kan worden verplicht zijn prijzen aan te passen voordat of nadat hij deze is gaan toepassen.
(zie punt 63, dictum 3)