Gevoegde zaken C‑274/16, C‑447/16 en C‑448/16

flightright GmbH

tegen

Air Nostrum, Líneas Aéreas del Mediterráneo SA,

Roland Becker

tegen

Hainan Airlines Co. Ltd

en

Mohamed Barkan e.a.

tegen

Air Nostrum, Líneas Aéreas del Mediterráneo SA

(verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Amtsgericht Düsseldorf en het Bundesgerichtshof)

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 5, punt 1 – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Artikel 7, punt 1 – Begrip ‚verbintenissen uit overeenkomst’ – Overeenkomst tot verstrekking van diensten – Rechtstreeks aansluitende vluchten uitgevoerd door verschillende luchtvaartmaatschappijen – Begrip ‚plaats van uitvoering’ – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Recht van de luchtreizigers op compensatie bij instapweigering en langdurige vertraging van vluchten – Vordering tot compensatie ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, maar niet op het grondgebied van een lidstaat is gevestigd of waarmee de passagiers geen contractuele band hebben”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 maart 2018

  1. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken–Verordening nr. 44/2001–Bijzondere bevoegdheden–Artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje–Niet-toepasselijkheid op een in een derde staat wonende verweerder

    [Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 1, b), tweede streepje]

  2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken–Verordening nr. 44/2001–Bijzondere bevoegdheden–Bevoegdheid inzake verbintenissen uit overeenkomst–Begrip–Vordering tot compensatie wegens langdurige vertraging van rechtstreeks aansluitende vluchten ingesteld door luchtreizigers tegen een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, maar niet de contractpartij van de betrokken luchtreizigers is–Daaronder begrepen

    [Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 1, a); verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad]

  3. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken–Verordening nr. 44/2001–Verordening nr. 1215/2012–Bijzondere bevoegdheden–Bevoegdheid inzake verbintenissen uit overeenkomst–Vordering tot compensatie wegens langdurige vertraging van rechtstreeks aansluitende vluchten ingesteld door luchtreizigers–Beroep gebaseerd op een incident dat heeft plaatsgevonden bij de eerste vlucht, die is uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij niet de contractpartij van de betrokken passagiers is–Plaats van uitvoering van de verbintenis uit overeenkomst die aan de eis ten grondslag ligt–Plaats van aankomst van de tweede vlucht

    [Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 1, b), tweede streepje; verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad; verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, punt 1, b), tweede streepje]

  1.  Artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet in die zin worden uitgelegd dat het niet van toepassing op een in een derde staat wonende verweerder, zoals de verweerder in het hoofdgeding.

    (zie punt 55, dictum 1)

  2.  Artikel 5, punt 1, onder a), van verordening nr. 44/2001 moet in die zin moet worden uitgelegd dat het begrip „verbintenissen uit overeenkomst” in de zin van die bepaling mede omvat de vordering tot compensatie wegens langdurige vertraging van rechtstreeks aansluitende vluchten die luchtreizigers op grond van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 instellen tegen de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, maar niet de contractpartij van de betrokken luchtreiziger is.

    (zie punt 65, dictum 2)

  3.  Artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 en artikel 7, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moeten in die zin worden uitgelegd dat in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten de „plaats van uitvoering” van deze vluchten in de zin van deze bepalingen de plaats van aankomst van de tweede vlucht is wanneer de twee vluchten door twee verschillende luchtvaartmaatschappijen worden uitgevoerd en het krachtens verordening nr. 261/2004 ingestelde beroep tot compensatie voor de langdurige vertraging van deze rechtstreeks aansluitende vluchten berust op een incident dat heeft plaatsgevonden bij de eerste vlucht, die is uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij die niet de contractpartij van de betrokken passagiers is.

    (zie punt 78, dictum 3)