Zaak C‑125/16

Malta Dental Technologists Association
en
John Salomone Reynaud

tegen

Superintendent tas-Saħħa Pubblika
en
Kunsill tal-Professjonijiet Kumplimentari għall-Mediċina

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Prim’Awla tal-Qorti Ċivili)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2005/36/EG – Erkenning van beroepskwalificaties – Tandprothetici – Voorwaarden voor uitoefening van het beroep in de ontvangende lidstaat – Vereiste van verplichte tussenkomst van een beoefenaar van de tandheelkunde – Toepassing van dit vereiste op klinische tandprothetici die hun beroep in de lidstaat van oorsprong uitoefenen – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Beperking – Rechtvaardiging – Doelstelling van algemeen belang erin bestaande de bescherming van de volksgezondheid te verzekeren – Evenredigheid”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 21 september 2017

  1. Vrij verkeer van personen–Vrijheid van vestiging–Vrij verrichten van diensten–Werknemers–Erkenning van beroepskwalificaties–Richtlijn 2005/36–Begrip bepaalde beroepskwalificaties–Kwalificatie die overeenstemt met een opleidingstitel die specifiek erop is gericht, de houders ervan voor te bereiden op de uitoefening van een bepaald beroep

    [Richtlijn 2005/36 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 1, a), b), c) en e)]

  2. Vrij verkeer van personen–Vrijheid van vestiging–Vrij verrichten van diensten–Werknemers–Erkenning van beroepskwalificaties–Richtlijn 2005/36–Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels–Voorwaarden voor erkenning–Begrip „dat beroep”–Beroep dat in de lidstaat van oorsprong en in de ontvangende lidstaat identiek, gelijksoortig of louter gelijkwaardig is

    (Art. 49 VWEU; richtlijn 2005/36 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 1, eerste alinea)

  3. Vrij verkeer van personen–Vrijheid van vestiging–Vrij verrichten van diensten–Werknemers–Erkenning van beroepskwalificaties–Richtlijn 2005/36–Nationale regeling volgens welke de werkzaamheden van tandprotheticus in samenwerking met een beoefenaar van de tandheelkunde moeten worden verricht–Vereiste dat geldt voor klinische tandprothetici die hun beroepskwalificaties in een andere lidstaat hebben verkregen en hun beroep in de ontvangende lidstaat wensen uit te oefenen–Toelaatbaarheid ten aanzien van artikel 49 VWEU en de richtlijn

    (Art. 49 VWEU; richtlijn 2005/36 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1, en 13, lid 1, eerste alinea)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punt 35)

  2.  Artikel 13, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn bepaalt dat, wanneer in een ontvangende lidstaat de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, de bevoegde autoriteit van deze lidstaat onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen staatsburgers gelden, de toegang tot en de uitoefening van dit beroep toestaat aan aanvragers die in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest of een opleidingstitel zoals bedoeld in artikel 11 van dezelfde richtlijn, dat/die in een andere lidstaat wordt geëist voor de toegang tot of de uitoefening van dat beroep op zijn grondgebied.

    De uitdrukking „dat beroep” in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2005/36 moet aldus worden begrepen dat daarmee wordt gedoeld op beroepen die met betrekking tot de activiteiten die zij bestrijken, in de lidstaat van oorsprong en in de ontvangende lidstaat hetzij identiek, hetzij gelijksoortig, hetzij – in bepaalde gevallen – louter gelijkwaardig zijn (zie in die zin arrest van 19 januari 2006, Colegio de Ingenieros de Caminos, Canales y Puertos, C‑330/03, EU:C:2006:45, punt 20).

    (zie punten 39, 40)

  3.  Artikel 49 VWEU en artikel 4, lid 1, en artikel 13, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zoals gewijzigd bij richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een regeling van een lidstaat als de regeling welke in het hoofdgeding aan de orde is, die bepaalt dat de werkzaamheden van tandprotheticus in samenwerking met een beoefenaar van de tandheelkunde moeten worden verricht, voor zover dit vereiste overeenkomstig die regeling geldt voor klinische tandprothetici die hun beroepskwalificaties in een andere lidstaat hebben verkregen en hun beroep in die eerste lidstaat wensen uit te oefenen.

    Om te bepalen of een lidstaat op het gebied van de volksgezondheid het evenredigheidsbeginsel in acht heeft genomen, moet er volgens vaste rechtspraak van het Hof rekening mee worden gehouden dat de gezondheid en het leven van personen de eerste plaats innemen onder de goederen en belangen die door het VWEU worden beschermd, en dat het de taak van de lidstaten is om te beslissen welk niveau van bescherming van de volksgezondheid zij wensen te verzekeren, en hoe dit dient te gebeuren. Aangezien dit niveau per lidstaat kan verschillen, beschikken de lidstaten ter zake over een beoordelingsmarge (zie in die zin arrest van 19 oktober 2016, Deutsche Parkinson Vereinigung, C‑148/15, EU:C:2016:776, punt 30en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    Gelet op het risico voor de gezondheid van de patiënt, dat inherent is aan alle in punt 57 van het onderhavige arrest genoemde werkzaamheden, op het belang van het doel bescherming van de volksgezondheid en op de in punt 60 van het onderhavige arrest vermelde beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken om dat doel te verwezenlijken, moet worden vastgesteld dat, zoals de advocaat-generaal in de punten 26 tot en met 30 van zijn conclusie heeft opgemerkt, het vereiste van de verplichte tussenkomst van een beoefenaar van de tandheelkunde geschikt is om dat doel te bereiken en niet verder gaat dan daartoe noodzakelijk is.

    (zie punten 60, 62, 63 en dictum)