Zaak C‑102/16

Vaditrans BVBA

tegen

Belgische Staat

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (België)]

„Prejudiciële verwijzing – Wegvervoer – Rusttijden van de bestuurder – Verordening (EG) nr. 561/2006 – Artikel 8, leden 6 en 8 – Mogelijkheid om de dagelijkse rusttijden en de verkorte wekelijkse rusttijden buiten de standplaats en in het voertuig door te brengen – Uitsluiting van normale wekelijkse rusttijden”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 20 december 2017

Vervoer – Wegvervoer – Sociale bepalingen – Wekelijkse rusttijd – Doorbrengen van de normale wekelijkse rusttijd in het voertuig – Daarvan uitgesloten – Schending van het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1; verordening nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 6)

Artikel 8, leden 6 en 8, van verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat een bestuurder de normale wekelijkse rusttijden bedoeld in artikel 8, lid 6, niet in zijn voertuig mag doorbrengen.

Uit het onderzoek van de tweede vraag is geen enkel punt naar voren gekomen op grond waarvan de geldigheid van verordening nr. 561/2006 uit het oogpunt van het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel zoals verwoord in artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, wordt aangetast.

(zie dictum 1, 2)