29.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 32/4 |
Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 23 november 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale di Pordenone — Italië) — Strafzaak tegen Giorgio Fidenato
(Zaak C-107/16) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het reglement voor de procesvoering van het Hof - Landbouw - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders - Noodmaatregelen - Nationale maatregel tot verbod van de teelt van de genetisch gemodificeerde maïs MON 810 - Vaststelling en handhaving van de maatregel - Verordening (EG) nr. 1829/2003 - Artikel 34 - Verordening (EG) nr. 178/2002 - Artikelen 53 en 54 - Toepassingsvoorwaarden - Voorzorgsbeginsel])
(2018/C 032/05)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Tribunale di Pordenone
Partij in de strafzaak
Giorgio Fidenato
Dictum
1) |
Artikel 34 van verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, gelezen in samenhang met artikel 53 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, moet aldus worden uitgelegd dat de Europese Commissie niet verplicht is noodmaatregelen in de zin van dit laatste artikel vast te stellen indien een lidstaat haar overeenkomstig artikel 54, lid 1, van deze laatste verordening officieel in kennis stelt van de noodzaak om dergelijke maatregelen te nemen, wanneer niet duidelijk is dat een product waarvoor krachtens of overeenkomstig verordening nr. 1829/2003 een vergunning is verleend, een ernstig risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu kan inhouden. |
2) |
Artikel 34 van verordening nr. 1829/2003, gelezen in samenhang met artikel 54 van verordening nr. 178/2002, moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat, na de Europese Commissie officieel in kennis te hebben gesteld van de noodzaak om noodmaatregelen te nemen en indien de Commissie geen maatregelen heeft getroffen overeenkomstig artikel 53 van verordening nr. 178/2002, dergelijke maatregelen op nationaal niveau mag nemen. |
3) |
Artikel 34 van verordening nr. 1829/2003, gelezen in samenhang met het voorzorgsbeginsel als bedoeld in artikel 7 van verordening nr. 178/2002, moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten niet de mogelijkheid biedt om louter op grond van dat beginsel voorlopige noodmaatregelen te nemen overeenkomstig artikel 54 van verordening nr. 178/2002, zonder dat de in artikel 34 van verordening nr. 1829/2003 bedoelde materiële voorwaarden zijn vervuld. |