21.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 25/3


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 november 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione tributaria provinciale di Reggio Calabria — Italië) — Fortunata Silvia Fontana/Agenzia delle Entrate — Direzione provinciale di Reggio Calabria

(Zaak C-648/16) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 273 - Naheffingsaanslag - Beoordeling van de maatstaf van heffing door middel van inductie - Recht op btw-aftrek - Vermoeden - Beginsel van neutraliteit en evenredigheidsbeginsel - Nationale wet krachtens welke de btw wordt berekend over een veronderstelde omzet))

(2019/C 25/03)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione tributaria provinciale di Reggio Calabria

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Fortunata Silvia Fontana

Verwerende partij: Agenzia delle Entrate — Direzione provinciale di Reggio Calabria

Dictum

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, het beginsel van neutraliteit van de belasting en het evenredigheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling, zoals in het hoofdgeding aan de orde, die een belastingdienst de mogelijkheid biedt in geval van ernstige discrepanties tussen de aangegeven inkomsten en de inkomsten die zijn geraamd op basis van brancheonderzoeken, door middel van inductie, op basis van deze brancheonderzoeken, de omzet van een belastingplichtige te bepalen en dientengevolge een naheffingsaanslag op te leggen waarbij een aanvullend bedrag in de belasting over de toegevoegde waarde (btw) wordt opgelegd, mits deze regeling en de toepassing ervan de belastingplichtige in de gelegenheid stellen om de resultaten van deze methode, met inachtneming van het beginsel van neutraliteit van de belasting, het evenredigheidsbeginsel en het recht van verweer, ter discussie te stellen op basis van een geheel van tegenbewijzen waarover hij beschikt en om zijn recht op aftrek van de voorbelasting uit te oefenen in overeenstemming met de bepalingen in titel X van richtlijn 2006/112. Het staat aan de verwijzende rechter om dit te verifiëren.


(1)  PB C 86 van 20.3.2017.