16.1.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 14/16 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 10 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Krzysztof Marek Poltorak
(Zaak C-452/16 PPU) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Prejudiciële spoedprocedure - Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Europees aanhoudingsbevel - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Artikel 1, lid 1 - Begrip „rechterlijke beslissing” - Artikel 6, lid 1 - Begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” - Europees aanhoudingsbevel dat door de Rikspolisstyrelse (algemeen bestuur van de rijkspolitie, Zweden) is uitgevaardigd met het oog op uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf])
(2017/C 014/20)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Rechtbank Amsterdam
Partij in het hoofdgeding
Krzysztof Marek Poltorak
Dictum
Het begrip „rechterlijke autoriteit” zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, is een autonoom begrip van Unierecht, en dit artikel 6, lid 1, moet aldus worden uitgelegd dat een politiedienst zoals de Rikspolisstyrelse (algemeen bestuur van de rijkspolitie, Zweden) niet onder het begrip „uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van die bepaling valt, zodat het Europees aanhoudingsbevel dat door deze politiedienst is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij een vrijheidsstraf is opgelegd, niet kan worden aangemerkt als een „rechterlijke beslissing” in de zin van artikel 1, lid 1, van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299.