15.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 59/47


Beroep ingesteld op 22 december 2015 — Mitteldeutsche Braunkohlengesellschaft e.a./Commissie

(Zaak T-750/15)

(2016/C 059/54)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Mitteldeutsche Braunkohlengesellschaft mbH (Zeitz, Duitsland), RWE Power AG (Essen, Duitsland), Vattenfall Europe Mining AG (Cottbus, Duitsland) (vertegenwoordigers: U. Karpenstein, K. Dingemann en M. Kottmann, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2014) 5081 final van de Europese Commissie van 23 juli 2014 betreffende steunmaatregel SA.38632 (2014/N) — Duitsland: EEG 2014 — Hervorming van de hernieuwbare-energiewet — nietig verklaren, voor zover het de regeling van § 61, leden 3 en 4, van het Erneuerbare-Energien-Gesetz 2014 (wet van 2014 betreffende hernieuwbare energie; hierna: „EEG 2014”) inzake bestaande installaties voor eigen energievoorziening aanmerkt als staatssteun en deze in punt 5, tweede streepje (blz. 75), slechts tot en met 31 december 2017 verenigbaar met de interne markt verklaart;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.

1.

Eerste middel: geen selectieve bevoordeling van bepaalde ondernemingen

Met hun eerste middel voeren verweersters aan dat het bestreden besluit de regeling inzake bestaande installaties voor eigen stroomvoorziening (§ 61, leden 3 en 4, EEG 2014) ten onrechte als een selectieve maatregel en dus als staatssteun aanmerkt.

2.

Tweede middel: geen financiering van overheidswege

Met hun tweede middel voeren verweersters aan dat de met de EEG-heffing (hernieuwbare-energieheffing) gefinancierde steun voor hernieuwbare energiebronnen niet met overheidsmiddelen, maar met particuliere middelen wordt bekostigd. De inning noch de aanwending van de EEG-heffing staat — zoals de rechtspraak vereist — onder voortdurend overheidstoezicht. Voorts bezwaren de in het geding zijnde regelingen juist niet de overheidsbegrotingen, aangezien de heffingsvrijstelling die geldt voor de eigen energievoorziening met bestaande installaties niet leidt tot een daling van het totale bedrag van de EEG-heffing.