12.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 337/19 |
Beroep ingesteld op 10 juli 2015 — Germanwings/Commissie
(Zaak T-375/15)
(2015/C 337/21)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Germanwings GmbH (Keulen, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Martin-Ehlers, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
het besluit van de Commissie van 1 oktober 2014 in zaak SA.27339 (2012/C) (ex 2011/NN) — Luchthaven van Zweibrücken en luchtvaartmaatschappijen die van die luchthaven gebruik maken — te weten
|
— |
besluit GESTDEM 2015/1288 van de Commissie van 11 mei 2015 nietig verklaren, en |
— |
verweerster verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Met betrekking tot het eerste middel voert verzoekster in wezen het volgende aan:
1. |
Onjuiste of onvolledige weergave van de feiten In dit verband wordt aangevoerd dat verweerster een aantal feiten onjuist, tegenstrijdig of onvolledig weergeeft. |
2. |
Ontoereikende motivering In dit verband wordt in het bijzonder aangevoerd dat de infrastructuurkosten, die door de Commissie worden toegerekend aan een overeenkomst van 2006 tussen verzoekster en de exploitant van de luchthaven van Zweibrücken, niet verdeeld zijn. |
3. |
Geen van verzoekster terug te vorderen bedrag Verzoekster betoogt in dit verband dat verweerster de toewijzing van de betrokken infrastructuurkosten niet zelf heeft onderzocht. Voorts is de toerekening van die kosten door de Commissie aan de door verzoekster in 2006 gesloten overeenkomst onwettig, aangezien zij in strijd is met de bestaande beschikkingspraktijk van de Commissie en de Commissie de algemeen bekende feiten niet in aanmerking heeft genomen. Subsidiair wordt in dit verband betoogd dat die toegerekende kosten aanzienlijk lager hadden moeten zijn. |
4. |
Geen motivering van het staatskarakter door de Commissie In dit verband voert verzoekster aan dat de Commissie niet heeft gemotiveerd waarom het in casu om staatssteun gaat. |
5. |
Subsidiair, bescherming van het gewettigd vertrouwen Ten slotte wordt met betrekking tot het eerste middel subsidiair aangevoerd dat een eventuele terugvordering van vermeende staatssteun in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Met betrekking tot het tweede middel betoogt verzoekster in wezen dat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd en dat de Commissie artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) onjuist heeft uitgelegd. |
(1) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).