20.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 127/33


Hogere voorziening ingesteld op 19 februari 2015 door Luigi Macchia tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2014 in zaak F-63/11 RENV, Macchia/Commissie

(Zaak T-80/15 P)

(2015/C 127/45)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Luigi Macchia (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Blot, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2014 in zaak F-63/11 RENV te vernietigen;

dientengevolge, rekwirants in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen en, derhalve:

het beroep ontvankelijk te verklaren;

primair:

het stilzwijgend besluit van de directeur-generaal van OLAF, in zijn hoedanigheid van TAOBG, om zijn overeenkomst niet te verlengen, zoals dit besluit blijkt uit het ontbreken van antwoord op zijn verzoek van 12 augustus 2010, nietig te verklaren;

voor zover nodig, het besluit van het TAOBG van 22 februari 2011 tot afwijzing van de door rekwirant op basis van artikel 90, lid 2, van het Statuut ingediende klacht, nietig te verklaren;

dientengevolge, rekwirant in het kader van een verlenging van zijn overeenkomst conform de statutaire vereisten opnieuw aan te stellen in de functie die hij binnen OLAF had;

subsidiair en voor zover het hierboven geformuleerde verzoek om herplaatsing niet wordt ingewilligd, de Commissie te veroordelen tot vergoeding van rekwirants materiële schade, welke voorlopig en ex aequo et bono wordt begroot op het verschil tussen de bezoldiging die hij als tijdelijk functionaris bij OLAF zou hebben ontvangen en die welke hij in de thans door hem bezette post verdient (dat wil zeggen ongeveer 3  000 EUR per maand), tenminste voor een duur die gelijk is aan die van zijn oorspronkelijke overeenkomst (vier jaar) en daarna voor het geval dat die overeenkomst een derde keer zou zijn verlengd, waardoor hij recht op een overeenkomst voor onbepaalde tijd had gekregen;

in elk geval, de Commissie te veroordelen tot een voorlopig en ex aequo et bono op 5  000 EUR (vijfduizend euro) vastgesteld bedrag ter vergoeding van de immateriële schade, te vermeerderen met vertragingsrente tegen de wettelijke rentevoet en vanaf de datum van het te wijzen arrest;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten, daaronder begrepen die van deze hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij één middel aan, ontleend aan schending van artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA), overschrijding van de omvang van de rechterlijke controle van het GVA, niet-nakoming van de motiveringsplicht, onjuiste opvatting van de feiten van het geding en materiële onjuistheid van de vaststellingen van de dossierstukken door het GVA.