14.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 414/40


Beroep ingesteld op 6 juli 2015 — ZZ e.a./EIB

(Zaak F-99/15)

(2015/C 414/50)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: ZZ e.a. (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank (EIB)

Voorwerp en beschrijving van het geding

Verzoek om nietigverklaring van de salaris- en de bonusafrekeningen over april 2015, die volgens verzoekers uitvoering geven aan besluiten die niet hun rechten met betrekking tot een salarisprogressie in acht nemen, en verzoek om vergoeding van de geleden materiële en immateriële schade

Conclusies van de verzoekende partijen

nietigverklaring van de besluiten om op verzoekers toe te passen het besluit van de raad van bestuur van de verwerende partij van 16 december 2014 waarbij een tot 2,7 % beperkte salarisprogressie wordt vastgesteld en van het besluit van het directiecomité van de verwerende partij van 4 februari 2015, dat tot een salarisverlies leidt, welke besluiten zijn vervat in de salarisafrekeningen over april 2015, alsmede nietigverklaring, in dezelfde mate, van alle besluiten die in de latere salarisafrekeningen zijn vervat;

nietigverklaring van de afrekeningen over de prestatiebeloning van 2015;

derhalve, veroordeling van de verwerende partij

tot betaling van het verschil in salaris dat het gevolg is van de voormelde besluiten van de raad van bestuur van de verwerende partij van 16 december 2014 en van het directiecomité van de verwerende partij van 4 februari 2015 vergeleken met de toepassing van het minimale schema van verdienste; dit verschil in salaris moet worden vermeerderd met vertragingsrente vanaf 12 april 2015 en, vervolgens, elke 12e van de maand tot aan de volledige vereffening, tegen de rentevoet van de ECB, vermeerderd met 3 punten;

tot betaling van het verschil in salaris dat het gevolg is van de toepassing van het percentage van 16,3 % op een salarisbudget dat gedefinieerd is overeenkomstig de verplichtingen van de verwerende partij;

tot betaling van een schadevergoeding wegens het verlies aan koopkracht, welke schade ex aequo et bono en voorlopig moet worden begroot op 1,5 % van het maandsalaris;

tot betaling aan elke verzoeker van een bedrag van 1  000 EUR voor de immateriële schade;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.