Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 28 juni 2016 –

Italsempione – Spedizioni Internazionali

(Zaak C‑450/15) ( 1 )

„Prejudiciële verwijzing — Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Verordening (EG) nr. 1/2003 — Artikel 23, lid 2, onder a) — Uitlegging tegen de achtergrond van het evenredigheidsbeginsel — Vaststelling van het bedrag van de geldboete — Criteria — Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten — Nationale praktijk — Aanpassing van het basisbedrag van de geldboete — Inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende omstandigheden — Toepassing van het maximum van 10 % van de totale omzet — Hof niet bevoegd — Kennelijke onbevoegdheid”

Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Bepalingen van het Unierecht die door het nationale recht rechtstreeks en onvoorwaardelijk van toepassing zijn verklaard op situaties die niet binnen de werkingssfeer ervan vallen — Daaronder begrepen — Voorwaarde — Noodzaak voor de nationale rechterlijke instantie om het bestaan van een dergelijke verwijzing te vermelden — Geen vermelding daarvan — Kennelijke onbevoegdheid van het Hof [Art. 267, eerste alinea, b), VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 5 en 23, lid 2] (cf. punten 15‑24)

Dictum

Het Hof is kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het door de Consiglio di Stato (raad van state, Italië) bij beslissing van 16 juni 2015 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing.


( 1 ) PB C 381 van 16.11.2015.