21.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/41


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo (Spanje) op 13 juli 2015 — Dow Chemical Ibérica, S.A./Administración del Estado

(Zaak C-372/15)

(2015/C 311/44)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Dow Chemical Ibérica, S.A.

Verwerende partij: Administración del Estado

Prejudiciële vragen

1)

Is besluit [2013/448/EU] (1) in strijd met artikel 296 VWEU en artikel 41 van het Handvest van de grondrechten (2) voor zover de correctiefactor tot stand is gekomen middels een met de motiveringsplicht strijdige methode waarbij de betrokken exploitanten van installaties geen kennis kunnen nemen van de gegevens, berekeningen en criteria waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van die factor?

2)

Is besluit 2013/448/EU, door de wijze waarop het emissieplafond voor de industrie en de transsectorale correctiefactor als bedoeld in artikel 10 bis, lid 5, van richtlijn 2003/87/EG (3) en artikel 15 van besluit 2011/278/EU (4) daarin worden ingevuld en vastgesteld, in strijd met de artikelen 10 bis, lid 1, en 23, lid 3, van die richtlijn omdat het niet is vastgesteld volgens de in besluit 1999/468/EG (5) neergelegde regelgevingsprocedure met toetsing?

3)

Gelet op de omstandigheid dat besluit 2013/448/EU en/of artikel 15 van besluit 2011/278/EU leiden tot een asymmetrie tussen:

de berekeningsgrondslag waarin artikel 10 bis, lid 5, onder a) en b), van [richtlijn 2003/87/EG] voorziet, doordat die grondslag geen rekening houdt met emissies die plaatsvinden in in bijlage I bij de richtlijn opgenomen installaties en vrijkomen bij elektriciteitsopwekking ten gevolge van de verbranding van rookgassen en bij warmtekrachtkoppeling, en

de criteria voor de kosteloze toewijzing van emissierechten die zijn neergelegd in artikel 10 bis, leden 1 en 4, van de richtlijn, waarbij wel rekening wordt gehouden met dergelijke emissies:

a)

Zijn besluit 2013/448/EU en/of artikel 15 van besluit 2011/278/EU in strijd met artikel 10 bis, lid 5, gelezen in samenhang met artikel 3, onder u), en artikel 10 bis, lid 1, derde alinea, in fine, van richtlijn 2003/87/EG omdat op grond daarvan emissies die ten gevolge van de verbranding van rookgassen en warmtekrachtkoppeling vrijkomen in elektriciteit opwekkende installaties die in bijlage I bij de richtlijn zijn opgenomen, voor het bepalen van het emissieplafond voor de industrie in elk geval emissies van „elektriciteitsopwekkers” zijn en dus niet mogen worden meegenomen in de berekening?

b)

Zelfs indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, zijn besluit 2013/448/EU en/of artikel 15 van besluit 2011/278/EU dan in strijd met artikel 10 bis, lid 5, van richtlijn 2003/87/EG en/of de doelstellingen van deze richtlijn omdat zij tot gevolg hebben dat in de grondslag voor de berekening van het plafond voor industriële emissies waarin die bepaling voorziet, geen rekening wordt gehouden met bij het opwekken van elektriciteit uit rookgassen en bij warmtekrachtkoppeling vrijkomende emissies in installaties die in bijlage I bij de richtlijn zijn opgenomen, terwijl aan die installaties wel kosteloos emissierechten kunnen worden toegewezen op grond van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 4, van de richtlijn?

4)

Verdragen besluit [2013/448/EU] van de Commissie en eventueel besluit 2011/278/EU waaraan het uitvoering geeft, zich met artikel 10 bis, lid 12, van de richtlijn voor zover de transsectorale correctiefactor daarbij wordt uitgebreid naar bedrijfstakken die in besluit 2010/2/EU (6) (thans besluit 2014/746/EU) (7) van de Commissie worden omschreven als bedrijfstakken waar een significant risico op het weglekeffect bestaat, met een vermindering van het aantal kosteloos toegewezen emissierechten tot gevolg?

5)

Is besluit [2013/448/EU] in strijd met artikel 10 bis, lid 5, van richtlijn 2003/87/EG voor zover de Europese Commissie bij het bepalen van de geverifieerde emissies in de periode van 2005 tot en met 2007 waarnaar in lid 5, onder a) en b), wordt verwezen:

a)

geen rekening heeft gehouden met niet in het onafhankelijk transactielogboek van de Gemeenschap vermelde emissies, ook al betrof het emissies die in de betreffende periode niet hoefden te worden geregistreerd;

b)

uitgaande van geverifieerde emissies in jaren na 2008, in zoverre mogelijk de desbetreffende emissiecijfers heeft geëxtrapoleerd door toepassing van de factor 1,74 % in omgekeerde richting;

c)

emissies van vóór 30 juni 2011 gesloten installaties geheel buiten beschouwing heeft gelaten?


(1)  Besluit van de Commissie van 5 september 2013 betreffende nationale uitvoeringsmaatregelen voor de voorlopige kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 11, lid 3, van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 240, blz. 27).

(2)  PB 2000, C 364, blz. 1.

(3)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275, blz. 32).

(4)  Besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 130, blz. 1).

(5)  Besluit van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184, blz. 23).

(6)  Besluit van de Commissie van 24 december 2009 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een lijst van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico (PB 2010, L 1, blz. 10).

(7)  PB L 308, blz. 114.