20.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 236/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Autónoma del País Vasco (Spanje) op 23 april 2015 — Florentina Martínez Andrés/Servicio Vasco de Salud

(Zaak C-184/15)

(2015/C 236/34)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Autónoma del País Vasco

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Florentina Martínez Andrés

Verwerende partij: Servicio Vasco de Salud

Prejudiciële vragen

1)

Moet clausule 5, punt 1, van de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (1) aldus worden uitgelegd, dat deze bepaling zich verzet tegen nationale wetgeving die, in het geval van misbruik als gevolg van [opeenvolgende] arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd in het geval van statutair personeel met een tijdelijke aanstelling op oproepbasis, niet strekt tot algemene erkenning van het recht van dat personeel op instandhouding van de dienstbetrekking als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder vast dienstverband, of, anders gezegd, het recht om de tijdelijke arbeidsplaats te bezetten totdat deze op reguliere wijze wordt vervuld of komt te vervallen overeenkomstig de wettelijk voorschreven procedures, anders dan gebeurt bij personen in dezelfde situatie die door de overheid in dienst zijn genomen op basis van een gewone arbeidsovereenkomst?

2)

Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt, moet dan het beginsel van gelijkwaardigheid aldus worden uitgelegd, dat de nationale rechter kan oordelen dat beide situaties, te weten die van personeel dat door de overheid in dienst wordt genomen via een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur en die van statutair personeel met een tijdelijke aanstelling op oproepbasis, gelijkwaardig zijn wanneer zich misbruik van arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd voordoet, of moet dit beginsel aldus worden uitgelegd, dat de nationale rechter bij de vorming van zijn oordeel over die gelijkwaardigheid, afgezien van de identiteit van de werkgever en de vraag of de verleende diensten en de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst identiek of vergelijkbaar zijn, ook rekening dient te houden met andere criteria, zoals, bij wijze van voorbeeld, de specifieke aard van de arbeidsovereenkomst of de statutaire aanstelling, of de bevoegdheid van de overheid om zichzelf te organiseren, die een verschillende behandeling van de twee situaties kunnen rechtvaardigen?


(1)  Bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999. PB L 175, blz. 43.