|
13.4.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 118/15 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (België) op 12 januari 2015 — TNS Dimarso NV tegen Vlaams Gewest
(Zaak C-6/15)
(2015/C 118/20)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Raad van State van België
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: TNS Dimarso NV
Verweerder: Vlaams Gewest
Prejudiciële vraag
|
1) |
Dient artikel 53, lid 2, van richtlijn 2004/18/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten op zichzelf genomen en samengenomen met de draagwijdte van de Europeesrechtelijke beginselen inzake gelijkheid en transparantie inzake overheidsopdrachten zo te worden geïnterpreteerd dat de aanbestedende overheid, indien gegund wordt aan de inschrijver met de vanuit het oogpunt van de aanbestedende overheid economisch meest voordelige aanbieding, er steeds toe gehouden is om de beoordelingsmethodiek of afwegingsregels, wat hun voorzienbaarheid, gangbaarheid of draagwijdte ook is, aan de hand waarvan de offertes volgens de gunningscriteria of subgunningscriteria beoordeeld zullen worden, steeds vooraf vast te stellen en in de aankondiging of het bestek op te nemen, |
|
2) |
dan wel indien er geen dergelijke algemene verplichting is, dat er omstandigheden zijn, zoals onder meer de draagwijdte, het gebrek aan voorzienbaarheid, of het gebrek aan gangbaarheid van deze afwegingsregels, waarin deze verplichting wel geldt? |