Zaak C‑612/15

Strafzaak

tegen

Nikolay Kolev e.a.

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad)

„Prejudiciële verwijzing – Artikel 325 VWEU – Fraude of andere onrechtmatige activiteiten, waardoor de financiële belangen van de Europese Unie op het vlak van douane zijn geschaad – Doeltreffendheid van de strafvervolging – Beëindiging van de strafprocedure – Redelijke termijn – Richtlijn 2012/13/EU – Recht op informatie over de beschuldiging – Recht op toegang tot de stukken van het dossier – Richtlijn 2013/48/EU – Recht op toegang tot een advocaat”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 5 juni 2018

  1. Eigen middelen van de Europese Unie–Bescherming van de financiële belangen van de Unie–Bestrijding van fraude en andere onrechtmatige activiteiten–Verplichting van de lidstaten om doeltreffende en afschrikkende sancties in te voeren–Omvang–Verplichting van de nationale rechter–Omvang–Voorwaarden–Eerbiediging van de grondrechten–Eerbiediging van het beginsel van de redelijke termijn van de procedure

    (Art. 325, lid 1, VWEU)

  2. Eigen middelen van de Europese Unie–Bescherming van de financiële belangen van de Unie–Bestrijding van fraude en andere onrechtmatige activiteiten–Verplichting van de lidstaten om doeltreffende en afschrikkende sancties in te voeren–Omvang–Strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Europese Unie op het vlak van douane worden geschaad–Nationale regeling op grond waarvan de rechter, op verzoek van de beklaagde, de strafprocedure dient te beëindigen indien de openbare aanklager de strafprocedure na het verstrijken van een bepaalde termijn niet heeft beëindigd–Ontoelaatbaarheid–Verplichting van de nationale rechter om de betrokken nationale bepalingen buiten toepassing te laten–Voorwaarde–Eerbiediging van de grondrechten

    (Art. 325, lid 1, VWEU)

  3. Justitiële samenwerking in strafzaken–Recht op informatie in strafprocedures–Richtlijn 2012/13–Recht om informatie te ontvangen over de ingebrachte beschuldiging–Recht op toegang tot de stukken van het dossier–Gedetailleerde informatie over de beschuldiging verstrekt aan de verdediging en daadwerkelijke toegang tot de stukken van het dossier nadat de rechter is verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging–Toelaatbaarheid–Voorwaarden

    (Richtlijn 2012/13 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 3, en 7, lid 3)

  4. Justitiële samenwerking in strafzaken–Recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en recht van de hun vrijheid ontnomen personen om te communiceren–Richtlijn 2013/48–Recht op toegang tot een advocaat–Nationale regeling op grond waarvan de nationale rechter verplicht is de door twee beklaagden gemachtigde advocaat te weren indien die personen tegenstrijdige belangen hebben–Regeling die de rechter toestaat zelf ambtshalve twee advocaten aan te stellen–Toelaatbaarheid

    (Richtlijn 2013/48 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 1)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 64‑72)

  2.  Artikel 325, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een procedure tot beëindiging van de strafprocedure, als die welke is bedoeld in de artikelen 368 en 369 van de Nakazatelno protsesualen kodeks (wetboek van strafvordering), voor zover die regeling van toepassing is op procedures die zijn ingesteld in gevallen van ernstige fraude of andere onrechtmatige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Europese Unie op het vlak van douane worden geschaad. Het staat aan de nationale rechter om volle werking te verlenen aan artikel 325, lid 1, VWEU, door die regeling, zo nodig, buiten toepassing te laten. Daarbij moet hij erop toezien dat de grondrechten van de beklaagden worden geëerbiedigd.

    (zie punt 76, dictum 1)

  3.  Artikel 6, lid 3, van richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat gedetailleerde informatie over de beschuldiging aan de verdediging wordt verstrekt nadat de rechter is verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging, doch voordat deze met het onderzoek ten gronde van de beschuldiging aanvangt en de debatten voor hem worden geopend, of nadat die debatten zijn geopend doch vóór de beraadslaging, ingeval de verstrekte informatie achteraf is gewijzigd, mits de rechter alle nodige maatregelen neemt om te waarborgen dat de rechten van verdediging worden geëerbiedigd en de procedure eerlijk verloopt.

    Artikel 7, lid 3, van die richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter ervoor moet zorgen dat de verdediging daadwerkelijk toegang krijgt tot de stukken van het dossier. Die toegang kan in voorkomend geval worden verleend nadat de rechter is verzocht een beslissing te nemen over de gegrondheid van de beschuldiging, doch voordat deze met het onderzoek ten gronde van de beschuldiging aanvangt en de debatten voor hem worden geopend, of nadat die debatten zijn geopend doch vóór de beraadslaging, ingeval tijdens de procedure nieuwe bewijzen aan het dossier worden toegevoegd, mits de rechter alle nodige maatregelen neemt om te waarborgen dat de rechten van verdediging worden geëerbiedigd en de procedure eerlijk verloopt.

    (zie punten 99, 100, dictum 2)

  4.  Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan de nationale rechter verplicht is de door twee beklaagden gemachtigde advocaat, tegen hun wil, te weren op grond dat die personen tegenstrijdige belangen hebben, en het zich er evenmin tegen verzet dat die rechter die personen toestaat een nieuwe advocaat te machtigen of, in voorkomend geval, zelf ambtshalve twee advocaten aanstelt ter vervanging van de eerste advocaat.

    (zie punt 111, dictum 3)