ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

15 juni 2017 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Interne markt — EG-typegoedkeuring — Richtlijn 2003/37/EG — Toepassingsgebied — Landbouw- of bosbouwtrekkers — In de handel brengen en registreren in de Europese Unie van tweedehands of gebruikte voertuigen die zijn ingevoerd vanuit een derde land — Begrippen ‚nieuw voertuig’ en ‚ingebruikneming’”

In zaak C‑513/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter, Litouwen) bij beslissing van 17 september 2015, ingekomen bij het Hof op 25 september 2015, in de procedure ingeleid door

„Agrodetalė” UAB,

wijst HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J. L. da Cruz Vilaça, kamerpresident, M. Berger, A. Borg Barthet (rapporteur), E. Levits en F. Biltgen, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: M. Aleksejev, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 12 januari 2017,

gelet op de opmerkingen van:

„Agrodetalė” UAB, vertegenwoordigd door O. Žilėnas en R. Černiauskas, advokatai,

de Litouwse regering, vertegenwoordigd door M. Šavelskis, K. Dieninis en D. Kriaučiūnas als gemachtigden,

de Spaanse regering, vertegenwoordigd door V. Ester Casas en A. Gavela Llopis als gemachtigden,

de Europese Commissie, aanvankelijk vertegenwoordigd door R. Dobilaitė en D. Kukovec als gemachtigden, vervolgens door A. Steiblytė en A. C. Becker als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 februari 2017,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de uitlegging van richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van richtlijn 74/150/EEG (PB 2003, L 171, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/44/EU van de Commissie van 18 maart 2014 (PB 2014, L 82, blz. 20) (hierna: „richtlijn 2003/37”).

2

Dat verzoek is ingediend in het kader van een geschil tussen „Agrodetalė” UAB en de Vilniaus miesto savivaldybės administracija (gemeentebestuur van de stad Vilnius, Litouwen; hierna: „gemeentebestuur van Vilnius”), betreffende de weigering van deze laatste, gevolg te geven aan het verzoek van Agrodetalė, uit Belarus ingevoerde tweedehands tractoren te registreren in het nationale register van tractoren, gemotoriseerde machines en landbouwmachines en aanhangwagens daarvan.

Toepasselijke bepalingen

Recht van de Unie

3

Overweging 4 van richtlijn 2003/37 luidde:

„Aangezien deze richtlijn gebaseerd is op het beginsel van volledige harmonisatie, dient een toereikende termijn te worden vastgesteld voor de verplichtstelling van de EG-typegoedkeuring, teneinde de fabrikanten van deze voertuigen in staat te stellen zich aan de nieuwe geharmoniseerde procedures aan te passen.”

4

Artikel 1, lid 1, van deze richtlijn bepaalde:

„Deze richtlijn is van toepassing op de typegoedkeuring van voertuigen, ongeacht of deze in één of meer fasen zijn vervaardigd. Deze richtlijn geldt voor de in artikel 2, onder d), gedefinieerde voertuigen die een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h hebben.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de EG-typegoedkeuring van voor deze voertuigen bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden.”

5

Artikel 2 van dezelfde richtlijn luidde als volgt:

„In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

‚EG-typegoedkeuring’: de handeling waarbij door een lidstaat wordt verklaard dat een type voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van deze richtlijn. Indien de EG-typegoedkeuring betrekking heeft op systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden, kan zij ook ‚EG-onderdeel-typegoedkeuring’ worden genoemd;

[…]

d)

‚voertuig’: trekker, aanhangwagen of verwisselbare getrokken machine, compleet, incompleet of voltooid, bedoeld voor gebruik in de landbouw of de bosbouw;

e)

‚voertuigcategorie’: een verzameling voertuigen met identieke ontwerpkenmerken;

f)

‚voertuigtype’: alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II, hoofdstuk A, bedoelde essentiële punten identiek zijn. Een voertuigtype kan de in bijlage II, hoofdstuk A, vermelde varianten en uitvoeringen omvatten;

[…]

q)

‚ingebruikneming’: het eerste gebruik in de Gemeenschap van een voertuig dat, overeenkomstig het gebruiksdoel, vóór het eerste gebruik niet door de fabrikant of een door hem aangewezen derde geïnstalleerd of afgesteld behoeft te worden. De datum van registratie of het voor de eerste keer in de handel brengen wordt beschouwd als datum van ingebruikneming;

[…]

z)

‚certificaat van overeenstemming’: het in bijlage III weergegeven document, afgegeven door de fabrikant om te verklaren dat een bepaald voertuig dat volgens deze richtlijn is goedgekeurd, aan alle toepasselijke regelingen voldoet op het tijdstip van de productie en met de vermelding dat het voertuig in alle lidstaten zonder verdere keuring geregistreerd en in gebruik genomen mag worden.”

6

Artikel 3 van richtlijn 2003/37 bevatte de volgende bepalingen:

„1.   De aanvraag van EG-typegoedkeuring van een voertuig wordt door de fabrikant of zijn gevolmachtigde bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier dat de in bijlage I verlangde inlichtingen bevat.

[…]

4.   Voor een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid mag slechts in één lidstaat een aanvraag van EG-typegoedkeuring worden ingediend. Voor ieder goed te keuren type moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.”

7

Artikel 4 van deze richtlijn bepaalde in de leden 1 tot en met 3:

„1.   Iedere lidstaat verleent

a)

EG-typegoedkeuring voor de voertuigtypen die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en die, naargelang van de categorie waartoe zij behoren, voldoen aan de technische voorschriften van alle in bijlage II, hoofdstuk B, genoemde bijzondere richtlijnen;

[…]

2.   Indien een lidstaat van oordeel is dat een voertuig, systeem, onderdeel of afzonderlijke technische eenheid weliswaar aan de bepalingen van lid 1 voldoet, maar toch een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid, de kwaliteit van het milieu of de arbeidsveiligheid oplevert, kan hij de EG-typegoedkeuring weigeren. Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis met opgave van de redenen voor zijn besluit.

3.   De goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat zendt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten binnen een maand een kopie toe van het goedkeuringsformulier voor ieder voertuigtype waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd of ingetrokken, vergezeld van de in bijlage II, hoofdstuk C, genoemde bijvoegsels.”

8

Artikel 6, lid 1, van deze richtlijn bepaalde:

„Als houder van een EG-typegoedkeuring van een voertuig stelt de fabrikant een certificaat van overeenstemming op.

Ieder compleet of incompleet voertuig dat in overeenstemming met het goedgekeurde voertuigtype is vervaardigd, gaat vergezeld van dit certificaat, waarvan een model in bijlage III wordt gegeven.”

9

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, van voornoemde richtlijn bepaalde het volgende:

„Iedere lidstaat registreert nieuwe voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend en staat de verkoop of de ingebruikneming daarvan op grond van hun constructie of werking alleen toe als die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming.”

10

Artikel 10, lid 1, van richtlijn 2003/37 bepaalde:

„In het geval van restantvoorraden van voertuigen mogen de lidstaten op verzoek van de fabrikant binnen de in bijlage V, deel B, vermelde kwantitatieve beperkingen en gedurende de in de derde alinea vastgestelde beperkte periode nieuwe voertuigen die in overeenstemming zijn met een voertuigtype waarvan de goedkeuring niet meer geldig is, registreren en de verkoop of de ingebruikneming ervan toestaan.”

11

Artikel 15, lid 1, van die richtlijn bepaalde het volgende:

„Indien een lidstaat aantoont dat voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden van een bepaald type de verkeers- of arbeidsveiligheid ernstig aantasten, hoewel ze vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming of naar behoren van een merkteken zijn voorzien, mag die lidstaat gedurende ten hoogste zes maanden weigeren deze voertuigen te registreren of mag hij de verkoop of de ingebruikneming op zijn grondgebied van deze voertuigen, systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden verbieden.”

12

Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2003/37 bevatte de volgende bepaling:

„Met betrekking tot voertuigen van de categorieën T1, T2 en T3 passen de lidstaten deze richtlijn toe

a)

vanaf 1 juli 2005 op nieuwe voertuigtypen,

b)

vanaf 1 juli 2009 op alle in gebruik genomen nieuwe voertuigen.”

13

Bij artikel 76 van verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB 2013, L 60, blz. 1), is richtlijn 2003/37 per 1 januari 2016 ingetrokken.

Litouws recht

14

Punt 1 van žemės ūkio ministro įsakymas Nr. 3D-396 (besluit nr. 3D-396 van de minister van Landbouw) van 1 juli 2014 heeft in de voorschriften voor registratie van tractoren, gemotoriseerde machines en landbouwmachines en aanhangwagens daarvan, goedgekeurd bij zemės ūkio ministro isakymas Nr. 3D-384 „Dėl Traktorių, savaeigių ir žemės ūkio mašinų ir jų priekabų registravimo taisyklių patvirtinimo” (besluit nr. 3D-384 van de minister van Landbouw inzake de goedkeuring van de voorschriften voor registratie van tractoren, gemotoriseerde machines en landbouwmachines en aanhangwagens daarvan), van 2 oktober 2006, het volgende punt 19 bis ingelast:

„Tweedehands tractoren die in landen buiten de Unie zijn vervaardigd na 1 juli 2009 en die niet in de landen van de Unie zijn geregistreerd, worden volgens deze voorschriften geregistreerd indien zij zijn vervaardigd overeenkomstig de vereisten van [richtlijn 2003/37].”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

15

Op 1 juli en 8 oktober 2014 heeft Agrodetalė bij het gemeentebestuur van Vilnius verzoeken ingediend tot registratie in het nationale register van tractoren, gemotoriseerde machines en landbouwmachines en aanhangwagens daarvan, van tweedehands tractoren die na 1 juli 2009 in Belarus zijn vervaardigd.

16

Bij beschikkingen van 4 juli en 13 oktober 2014 heeft het gemeentebestuur van Vilnius geweigerd om het verzoek van Agrodetalė in te willigen op grond dat deze laatste geen stukken had overgelegd waaruit bleek dat de tractoren voldeden aan de voorschriften van punt 19 bis van de voorschriften voor registratie van tractoren, gemotoriseerde machines en landbouwmachines en aanhangwagens daarvan, zoals ingevoerd bij punt 1 van besluit nr. 3D-396.

17

De Vilniaus apygardos administracinis teismas (regionale bestuursrechter Vilnius, Litouwen), bij wie Agrodetalė een verzoek om nietigverklaring van die beschikkingen had ingediend, heeft bij beslissing van 17 februari 2015 besloten de behandeling van de zaak te schorsen en de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter, Litouwen) verzocht te onderzoeken of punt 19 bis van genoemde voorschriften voor registratie van tractoren, gemotoriseerde machines en landbouwmachines en aanhangwagens daarvan in overeenstemming is met meerdere regels van nationaal recht van hogere rang.

18

Volgens de Vilniaus apygardos administracinis teismas zijn de technische voorschriften van richtlijn 2003/37 alleen van toepassing op de registratie van nieuwe voertuigen vóór de ingebruikneming ervan.

19

De Žemės ūkio ministerija (ministerie van Landbouw, Litouwen) betoogt daarentegen dat de vereisten van richtlijn 2003/37 gelden voor alle na 1 juli 2009 vervaardigde, nieuwe of gebruikte tractoren, ongeacht de plaats waar zij vervaardigd zijn.

20

De verwijzende rechterlijke instantie uit haar twijfel over de uitlegging van de bepalingen van richtlijn 2003/37. Bovendien is zij van oordeel dat uit artikel 23, lid 1, onder b), van die richtlijn niet duidelijk blijkt of de bepalingen van deze laatste gelden voor alle voertuigen van de categorieën T1, T2 en T3 vanaf 1 juli 2009 of alleen voor na die datum vervaardigde voertuigen.

21

Aangezien de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas van oordeel is dat het bij haar aanhangige geding vragen opwerpt over de uitlegging van Unierecht, heeft zij besloten de behandeling van de zaak te schorsen en aan het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

„1)

Zijn de bepalingen van [richtlijn 2003/37] van toepassing op het in de handel brengen in de Unie en op de registratie van buiten de Unie vervaardigde gebruikte of tweedehands voertuigen, of kunnen de lidstaten de registratie van dergelijke voertuigen in een lidstaat regelen met bijzondere nationale regels en de voor een dergelijke registratie toepasselijke vereisten opleggen (bijvoorbeeld de verplichting om te voldoen aan de voorschriften van richtlijn 2003/37)?

2)

Kan artikel 23, lid 1, onder b), gelezen in samenhang met artikel 2, onder q), van [richtlijn 2003/37] aldus worden uitgelegd dat op grond ervan de bepalingen van de richtlijn van toepassing zijn op na 1 juli 2009 vervaardigde [voertuigen] van de categorieën T1, T2 en T3?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

22

Met haar eerste vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of richtlijn 2003/37 aldus moet worden uitgelegd dat voor het in de handel brengen en de registratie in een lidstaat van uit een derde land ingevoerde gebruikte of tweedehands tractoren de in die richtlijn neergelegde technische vereisten gelden.

23

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat richtlijn 2003/37 voorziet in een eenvormige procedure voor de goedkeuring van onder het toepassingsgebied ervan vallende voertuigen en, zoals blijkt uit overweging 4 ervan, is gebaseerd op het beginsel van volledige harmonisatie.

24

Zo dienen de lidstaten op grond van artikel 4, lid 1, onder a), van die richtlijn een EG-typegoedkeuring te verlenen voor de voertuigtypen die, naargelang van de categorie waartoe zij behoren, voldoen aan de technische voorschriften van de in bijlage II, hoofdstuk B, van dezelfde richtlijn genoemde bijzondere richtlijnen.

25

Met die eenvormige goedkeuringsprocedure verklaren de lidstaten dat een type voertuig voldoet aan de technische vereisten, die, zoals blijkt uit artikel 4, lid 2, en artikel 15, lid 1, van richtlijn 2003/37, in hoofdzaak de verkeersveiligheid, de kwaliteit van het milieu en de arbeidsveiligheid dienen te waarborgen.

26

Overeenkomstig het aan richtlijn 2003/37 ten grondslag liggende beginsel van volledige harmonisatie dienen de lidstaten bovendien op grond van artikel 7, lid 1, juncto artikel 6, lid 1, van deze richtlijn nieuwe voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend, dat wil zeggen die zijn vervaardigd conform het type voertuig dat is goedgekeurd, te registreren en de verkoop of de ingebruikneming daarvan toe te staan wanneer die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming dat is afgegeven door de fabrikant van het voertuig. Uit die bepalingen, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 3, van richtlijn 2003/37 volgt dus dat nieuwe voertuigen waarvoor in een lidstaat een dergelijke EG-typegoedkeuring is afgegeven in de overige lidstaten in de handel kunnen worden gebracht en kunnen worden geregistreerd zonder enige controleformaliteit die betrekking heeft op technische voorschriften.

27

De procedure voor de EG-typegoedkeuring zoals die is voorzien door de wetgever van de Unie berust daarmee op het beginsel van wederzijdse erkenning van de door de goedkeuringsinstanties van de verschillende lidstaten verrichte controles van de overeenstemming met de vereisten van richtlijn 2003/37 en van de in bijlage II, hoofdstuk B, bij deze laatste vermelde bijzondere richtlijnen (zie in die zin arrest van 18 november 2010, Lahousse en Lavichy, C‑142/09, EU:C:2010:694, punt 27). Zij heeft tot doel, de werking van de interne markt te waarborgen en te bevorderen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de kwaliteit van het milieu en de arbeidsveiligheid.

28

In dat verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat de staat van vervaardiging van de voertuigen irrelevant is voor de toepassing van de procedure van de EG-typegoedkeuring. Zoals de advocaat-generaal in de punten 51 tot en met 53 van zijn conclusie immers heeft opgemerkt, geldt de in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/37 aan de lidstaten opgelegde verplichting, nieuwe voertuigen waarvoor een typegoedkeuring is afgegeven te registreren wanneer die voertuigen vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming, zowel voor voertuigen die op het grondgebied van de Unie zijn vervaardigd als voor in een derde staat vervaardigde voertuigen die in de Unie zijn ingevoerd.

29

In de tweede plaats volgt stellig uit de bewoordingen van artikel 7, lid 1, en van artikel 10, lid 1, van richtlijn 2003/37 dat de voorschriften in die bepalingen betreffende de registratie en de ingebruikneming van de voertuigen uitdrukkelijk alleen gelden voor „nieuwe voertuigen”. Artikel 23, lid 1, onder b), van die richtlijn bepaalt overigens dat de lidstaten genoemde richtlijn voor voertuigen van de categorieën T1, T2 en T3 vanaf 1 juli 2009 toepassen op alle in gebruik genomen „nieuwe voertuigen”.

30

Gelet op de kenmerken ervan is het bij de richtlijn ingevoerde stelsel, wat op het grondgebied van de Unie vervaardigde voertuigen betreft, immers bestemd om te gelden voor nieuwe voertuigen. Voor alle voertuigen die in nieuwe staat onder richtlijn 2003/37 vielen en in de Unie in gebruik zijn genomen, is bijgevolg een EG-typegoedkeuring afgegeven.

31

Zoals de advocaat-generaal in punt 66 van zijn conclusie echter opmerkt, heeft het bij richtlijn 2003/37 ingevoerde stelsel tot doel, te waarborgen dat alle – nieuwe of tweedehands – voertuigen die onder bepaalde categorieën vallen en voor het eerst op de markt van de Unie worden gebracht, vanaf 1 juli 2009 voor voertuigen van de categorieën T1, T2 en T3, aan de technische eisen van die richtlijn voldoen.

32

Deze uitlegging vindt steun in verordening nr. 167/2013, die, anders dan richtlijn 2003/37, in artikel 3, punt 37, preciseert dat onder „nieuw voertuig” moet worden verstaan „een voertuig dat nooit eerder is geregistreerd of in het verkeer is gebracht”. Zowel uit artikel 2, onder q), van richtlijn 2003/37 als uit artikel 3, punt 40, van verordening nr. 167/2013 volgt dat onder „ingebruikneming” of „in het verkeer brengen” moet worden verstaan het eerste gebruik van een voertuig in de Unie.

33

Die uitlegging wordt voor het overige bevestigd door het standpunt dat de Commissie heeft uitgedrukt in § 72 van haar „Gids voor de toepassing van Machinerichtlijn 2006/42/EG” [van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van richtlijn 95/16/EG (PB 2006, L 157, blz. 24)], waarin deze aangeeft dat „[i]n het algemeen […] de machinerichtlijn niet van toepassing [is] op het in de handel brengen van gebruikte of tweedehands machines”, maar met de opmerking dat er „één uitzondering op deze algemene regel” is. Volgens de Commissie „[geldt de] machinerichtlijn […] voor gebruikte of tweedehands machines die voor het eerst beschikbaar zijn gesteld met het oog op distributie of gebruik buiten de [Unie], wanneer zij vervolgens voor het eerst in de handel worden gebracht of in bedrijf worden gesteld in de [Unie]”.

34

Zoals bovendien in hoofdzaak door de advocaat-generaal in de punten 68 en 69 van zijn conclusie is opgemerkt, zou een andere uitlegging, die tot gevolg zou hebben dat iedere lidstaat zelf zou kunnen bepalen welke technische vereisten gelden voor de ingebruikneming en de registratie van uit een derde land ingevoerde tweedehands voertuigen, indruisen tegen het achtereenvolgens door richtlijn 74/150, richtlijn 2003/37 en thans verordening nr. 167/2013 nagestreefde doel, de werking van de interne markt te waarborgen en te bevorderen, aangezien de daarmee aan de lidstaten ingeruimde bevoegdheden de tussenstaatse handel zouden kunnen belemmeren.

35

Daar komt bij dat een andere uitlegging van de bepalingen van richtlijn 2003/37 dan die in punt 31 van het onderhavige arrest, afbreuk zou kunnen doen aan de doelstellingen van die richtlijn op het gebied van het behoud van de verkeersveiligheid, de kwaliteit van het milieu en de arbeidsveiligheid.

36

In die omstandigheden moet worden geconstateerd dat een uit een derde land ingevoerd tweedehands voertuig waarvoor geen EG-typegoedkeuring is afgegeven en dat bestemd is om voor het eerst te worden gebruikt in de Unie, een „nieuw voertuig” in de zin van richtlijn 2003/37 is.

37

Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat richtlijn 2003/37 aldus moet worden uitgelegd dat voor het voor het eerst in de handel brengen en de registratie in een lidstaat van uit een derde land ingevoerde gebruikte of tweedehands tractoren de in die richtlijn neergelegde technische vereisten gelden.

Tweede vraag

38

Met haar tweede vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 23, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/37 aldus kan worden uitgelegd dat de bepalingen ervan gelden voor na 1 juli 2009 vervaardigde voertuigen van de categorieën T1, T2 en T3.

39

Gelet op het antwoord op de eerste vraag, en meer in bijzonder gelet op punt 29 van het onderhavige arrest, moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 23, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/37 aldus moet worden uitgelegd dat de bepalingen ervan gelden voor onder de categorieën T1, T2 en T3 vallende tweedehands voertuigen die in de Unie zijn ingevoerd uit een derde land, wanneer zij in de Unie voor het eerst in gebruik worden genomen vanaf 1 juli 2009.

Kosten

40

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van richtlijn 74/150/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/44/EU van de Commissie van 18 maart 2014, moet aldus worden uitgelegd dat voor het voor het eerst in de handel brengen en de registratie in een lidstaat van uit een derde land ingevoerde gebruikte of tweedehands tractoren de in die richtlijn neergelegde technische vereisten gelden.

 

2)

Artikel 23, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/37, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/44, moet aldus worden uitgelegd dat de bepalingen ervan gelden voor onder de categorieën T1, T2 en T3 vallende tweedehands voertuigen die in de Europese Unie zijn ingevoerd uit een derde land, wanneer zij in de Unie voor het eerst in gebruik worden genomen vanaf 1 juli 2009.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Litouws.