ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

9 februari 2017 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk douanetarief — Tariefindeling — Gecombineerde nomenclatuur — Posten 3824 90 97 en 2106 90 92 — Poedervormig product dat bestaat uit calciumcarbonaat (95 %) en gewijzigd zetmeel (5 %)”

In zaak C‑441/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht Bremen (belastingrechter Bremen, Duitsland) bij beslissing van 16 juli 2015, ingekomen bij het Hof op 12 augustus 2015, in de procedure

Madaus GmbH

tegen

Hauptzollamt Bremen,

wijst HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: M. Vilaras, kamerpresident, J. Malenovský en D. Šváby (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Madaus GmbH, vertegenwoordigd door G. Eder, Rechtsanwalt,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Wasmeier, A. Caeiros en B.‑R. Killmann als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de postonderverdelingen 3824 90 97 en 2106 90 92 van de gecombineerde nomenclatuur, zoals opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), in de versie van uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 (PB 2012, L 304, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Madaus GmbH en het Hauptzollamt Bremen (hoofdkantoor van de douane te Bremen, Duitsland; hierna: „HB”) over de tariefindeling in die nomenclatuur van een grondstof genaamd „DESTAB Calcium Carbonate 90SE Ultra 250”, die dient voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten.

Toepasselijke bepalingen

GN

3

De douane-indeling van goederen in de Europese Unie wordt geregeld door de tarief- en statistieknomenclatuur.

4

Artikel 12 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16), bepaalt dat de Europese Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie vaststelt van de tarief- en statistieknomenclatuur met de daarbij behorende autonome en conventionele tarieven van invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals die uit de door de Raad van de Europese Unie of de Commissie vastgestelde bepalingen voortvloeit. Deze verordening wordt uiterlijk op 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

5

De verwijzende rechter is van oordeel dat verordening nr. 927/2012 toepasselijk is. Uit het aan het Hof overgelegde dossier blijkt echter dat de betrokken aangifte voor het vrije verkeer dateert van 11 april 2014. Daardoor is de op de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie van de tarief- en statistieknomenclatuur die welke van kracht was vanaf 1 januari 2014 op grond van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 (PB 2013, L 290, blz. 1) (hierna: „GN”). Met betrekking tot de betrokken posten blijft de inhoud van deze twee verordeningen echter identiek.

6

Het eerste deel van de GN, dat inleidende bepalingen betreft, omvat een titel I, „Algemene regels”, waarvan subtitel A, „Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur”, met name luidt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[…]”

7

Het tweede deel van de GN, dat een tabel van de rechten bevat, is onderverdeeld in afdelingen. Afdeling IV van dit deel omvat hoofdstuk 21 van de GN, met als opschrift „Diverse producten voor menselijke consumptie”.

8

Post 2106 van de GN, die deel uitmaakt van dat hoofdstuk 21, is als volgt opgebouwd:

„2106 Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

2106 10 – proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen:

[…]

2106 90 – andere:

[…]

2106 90 92 – – – bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel

[…]”

9

Het tweede deel van de GN omvat tevens afdeling VI ervan, die betrekking heeft op producten van de chemische en de aanverwante industrieën. In deze afdeling is hoofdstuk 38 van de GN opgenomen, „Diverse producten van de chemische industrie”, dat de volgende aantekening bevat:

„1.

Dit hoofdstuk omvat niet:

[…]

b)

mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie (in het algemeen post 2106);

[…]”

10

Post 3824 van de GN, die valt onder dat hoofdstuk 38, is opgebouwd als volgt:

„3824 Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen:

[…]

3824 90 – andere

[…]

3824 90 97 – – – – andere.”

Verordening (EU) nr. 328/2013

11

De bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 328/2013 van de Commissie van 8 april 2013 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB 2013, L 102, blz. 10) omvat een tabel met drie kolommen, waarvan de eerste een omschrijving geeft van ieder betrokken goed, de tweede de eraan toegekende indeling in de GN, en de derde de motivering voor deze indeling.

12

Uit deze bijlage blijkt aldus dat een poedervormig product dat uit 97 % calciumcarbonaat en 3 % zetmeel bestaat, wordt ingedeeld onder post 2106 90 92 van de GN. In de kolom met de omschrijving van de goederen wordt dit product als volgt beschreven:

„Product in poedervorm bestaande uit (in gewichtspercenten):

calciumcarbonaat 97

zetmeel 3

Het product kan op diverse uiteenlopende gebieden worden gebruikt, bijvoorbeeld in producten voor menselijke consumptie, geneesmiddelen en vulstoffen voor verf.

Het product kan worden gebruikt bij de vervaardiging van calciumtabletten.”

13

In de kolom met de motivering van de vastgestelde indeling wordt vermeld dat deze indeling „is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de [GN], aantekening 1 b), op hoofdstuk 38 en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 92”.

14

De volgende bevindingen zijn eveneens in deze kolom opgenomen:

„Door de aanwezigheid van een stof die niet onder aantekening 1 a), d), of e) op hoofdstuk 28 valt, is indeling onder dat hoofdstuk uitgesloten.

[…]

Door de samenstelling van het product is indeling onder hoofdstuk 38 uitgesloten op grond van aantekening 1 b) op dat hoofdstuk (zie ook de GN-toelichtingen op hoofdstuk 38, algemene opmerkingen).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder post 2106 als product voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen.”

GS en GN

15

De Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WCO), werd opgericht bij het op 15 december 1950 te Brussel gesloten verdrag houdende instelling ervan. Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (hierna: „GS”) is opgesteld door de WCO, en is aangenomen bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat met zijn wijzigingsprotocol van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1).

16

De posten 2106 en 3824 van de GN nemen de bewoordingen van de posten 2106 en 3824 van het GS over.

17

De toelichtingen op het GS zijn uitgewerkt binnen de WCO overeenkomstig de bepalingen van het verdrag betreffende het GS.

18

In de toelichtingen op het GS die betrekking hebben op hoofdstuk 38 ervan, valt met name te lezen:

„Algemene overwegingen

[…]

Volgens aantekening 1 b) op dit hoofdstuk doelt de omschrijving voedingsstoffen of andere stoffen die voedingswaarde bezitten voornamelijk op eetbare producten van afdeling I tot IV.

Deze omschrijving behelst ook bepaalde andere producten, in het bijzonder de als mineralische supplementen gebruikte producten van hoofdstuk 28, suiker-alcohol van tariefpost 2905, essentiële aminozuren van tariefpost 2922, lecithine van tariefpost 2923, provitamine en vitamine van tariefpost 2936, suiker van tariefpost 2940, de voor gebruik in de levensmiddelenverwerking aangeduide bestanddelen van dierlijk bloed van tariefpost 3002, caseïne en caseïnaten van tariefpost 3501, albumine van tariefpost 3502, eetbare gelatine van tariefpost 3503, eetbare eiwitten van tariefpost 3504, dextrine en andere eetbare gewijzigde zetmelen van tariefpost 3505, sorbitol van tariefpost 3824, eetbare producten van hoofdstuk 39 (zoals amylopectine en amylose van tariefpost 3913). Deze opsomming is enkel exemplarisch en dient absoluut niet uitputtend te worden beschouwd.

De simpele aanwezigheid van voedingsstoffen of andere stoffen die voedingswaarde bezitten in een mengsel is niet voldoende om dit mengsel in toepassing van aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 hiervan uit te sluiten. Stoffen waarvan de voedingswaarde ten aanzien van hun functie als chemisch product, bijvoorbeeld als levensmiddelenadditief of technische hulpstof, enkel bijzaak is zijn geen voedingsstoffen of stoffen die voedingswaarde bezitten in de zin van deze aantekening. Mengsels die door aantekening 1 b) uitgesloten zijn van hoofdstuk 38 behoren tot die soort van producten die bij de vervaardiging van levensmiddelen gebruikt worden en van wie de waarde op hun voedingseigenschappen berust.”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

19

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat Madaus op 11 april 2014 een aangifte heeft ingediend voor het in het vrije verkeer brengen van calciumcarbonaat uit de Verenigde Staten. In deze aangifte heeft zij het betrokken product ingedeeld onder postonderverdeling 2836 50 00 van de GN.

20

Dit product vormt een grondstof voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten. Het draagt de naam „DESTAB Calcium Carbonate 90SE Ultra 250” en bestaat uit chemisch welbepaald poedervormig calciumcarbonaat en gewijzigd zetmeel.

21

De ingevoerde goederen werden conform verzoeksters aangifte ingeklaard, waarbij de invoerrechten dan ook overeenkomstig de postonderverdeling 2836 50 00 van de GN op 5 % werden vastgesteld.

22

Het HB heeft deze producten echter laten analyseren. Uit de controle van de tariefindeling van de goederen blijkt dat deze onder postonderverdeling 2106 90 92 van de GN moesten worden ingedeeld. Uit de analyses zou gebleken zijn dat, gelet op het feit dat het gehalte aan gewijzigd zetmeel lager was dan 5 gewichtspercenten, dit toegevoegde zetmeel geen belangrijk bestanddeel vormde van dit product.

23

Aangezien de aan deze postonderverdeling verbonden douanerechten 12,8 % bedroegen, heeft het HB op 24 juni 2014 verzoekster een aanslag opgelegd voor de resterende verschuldigde rechten.

24

Nadat het administratieve beroep tegen deze aanslag werd verworpen, stelde Madaus bij de verwijzende rechter beroep in tot nietigverklaring van deze aanslag. Ter ondersteuning van haar beroep maakt zij vanaf dan in wezen geldend dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product niet had moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 2836 50 00 van de GN, maar wel onder postonderverdeling 3824 90 97 van de GN. Zij preciseert dat het zetmeelgehalte van het betrokken product meer bedraagt dan 5 % van het totale gewicht ervan, en voorts dat het zetmeel niet wordt toegevoegd wegens zijn voedingseigenschappen, maar alleen dient als technische hulpstof om de vervaardiging van calciumtabletten te vergemakkelijken. Het feit dat het toegevoegde zetmeel een lage voedingswaarde zou hebben, is van ondergeschikt belang.

25

Gelet op het voorgaande, valt het betrokken product volgens Madaus onder hoofdstuk 38 van de GN. De uitsluiting van bepaalde producten van de werkingssfeer van dit hoofdstuk, waarin is voorzien bij aantekening 1 b) ervan en die ziet op „mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten”, is niet van toepassing op het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product aangezien het niet gaat om een mengsel dat met name is samengesteld uit een voedingsstof of een andere stof met voedingswaarde. Overeenkomstig de toelichtingen op het GS betreffende hoofdstuk 38 is de aanwezigheid zonder meer van voedingsstoffen of andere stoffen die voedingswaarde bezitten in een mengsel, zoals in casu het gewijzigde zetmeel, niet voldoende om dit mengsel uit te sluiten van de werkingssfeer van hoofdstuk 38 van de GN gezien het feit dat, volgens deze toelichtingen, een stof waarvan de voedingswaarde van ondergeschikt belang is wegens haar functie als technische hulpstof, niet wordt beschouwd als een stof met voedingswaarde. Tot slot voegt Madaus daaraan nog toe dat uitvoeringsverordening nr. 328/2013 ongeldig is omdat zij de draagwijdte van aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 van de GN niet in acht neemt.

26

Het HB betoogt dat de twee bestanddelen van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product, namelijk het calciumcarbonaat en het gewijzigd zetmeel, stoffen zijn die voedingswaarde bezitten in de zin van de genoemde aantekening, en dat het daarom een product voor menselijke consumptie betreft dat valt onder post 2106 van de GN.

27

De verwijzende rechter stelt vast dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product is samengesteld uit calciumcarbonaat, dat onbetwistbaar een chemisch product is in de zin van de bewoordingen van post 3824 van de GN, en uit gewijzigd zetmeel.

28

Zoals reeds is uiteengezet, zijn volgens aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 van de GN immers van dat hoofdstuk uitgesloten „mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie”.

29

De verwijzende rechter wijst erop dat de beslechting van het bij hem aanhangige geding afhangt van het antwoord op de vraag of dat tweede bestanddeel een voedingsstof of een andere stof met voedingswaarde in de zin van deze aantekening vormt.

30

Die rechter oordeelt dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product valt onder hoofdstuk 38 van de GN, omdat het hoofdbestanddeel ervan, namelijk het calciumcarbonaat, een chemisch product is, terwijl het gewijzigd zetmeel slechts werd toegevoegd om makkelijker calciumtabletten te kunnen maken. Bijgevolg is hij van oordeel dat het gewijzigd zetmeel slechts in het betrokken product is opgenomen als technische hulpstof, en niet om aan dat product een voedingswaarde te verlenen.

31

De verwijzende rechter baseert zich in dat verband op de in punt 18 van het onderhavige arrest aangehaalde toelichtingen op hoofdstuk 38 van het GS, volgens welke, zoals de verwijzende rechter aangeeft, „de simpele aanwezigheid van stoffen die voedingswaarde bezitten in een mengsel niet voldoende is om dit mengsel in toepassing van aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 hiervan uit te sluiten, wanneer de voedingswaarde van de betrokken stof ten aanzien van hun functie als chemisch product, enkel bijzaak is”.

32

De verwijzende rechter betwijfelt echter of het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product onder hoofdstuk 38 van de GN kan vallen, rekening houdend met uitvoeringsverordening nr. 328/2013. Hij wijst er immers op dat deze verordening herinnert aan aantekening 1 b) op dat hoofdstuk 38, op grond waarvan sommige mengsels van chemische producten en voedingsstoffen met voedingswaarde ervan zijn uitgesloten. Zo zou een product dat vergelijkbaar is met dat als in het hoofdgeding onder hoofdstuk 21 van de GN vallen, en dus ingedeeld moeten worden onder post 2106 van deze nomenclatuur, en niet onder hoofdstuk 38 ervan. De verwijzende rechter meent dat deze verordening ongeldig zou kunnen zijn om dezelfde redenen als die welke hem lijken te rechtvaardigen dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 38 van de GN, en dus omdat geen rekening is gehouden met de strekking van aantekening 1 b) op dit hoofdstuk.

33

In die omstandigheden heeft het Finanzgericht Bremen (belastingrechter Bremen, Duitsland) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Dient de [GN] aldus te worden uitgelegd dat een grondstof genaamd ‚DESTAB Calcium Carbonate 90SE Ultra 250’, die dient voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten, en bestaat uit chemisch welbepaald poedervormig calciumcarbonaat en gewijzigd zetmeel dat wordt toegevoegd om makkelijker tabletten te kunnen maken, met een – overeenkomstig verordening (EU) nr. 118/2010 van de Commissie van 9 februari 2010 tot wijziging van verordening (EG) nr. 900/2008 tot vaststelling van de analysemethoden en andere bepalingen van technische aard die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde goederen, verkregen door verwerking van landbouwproducten (PB 2010, L 37, blz. 21) – vastgesteld zetmeelgehalte lager dan 5 gewichtspercenten, in postonderverdeling 3824 90 97 [van de GN] dient te worden ingedeeld?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

34

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de GN aldus dient te worden uitgelegd dat een product als in het hoofdgeding, dat dient voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten, en bestaat uit chemisch welbepaald poedervormig calciumcarbonaat en gewijzigd zetmeel dat wordt toegevoegd om makkelijker tabletten te kunnen maken, met een vastgesteld zetmeelgehalte lager dan 5 gewichtspercenten, moet worden ingedeeld onder post 2106 van de GN als product voor menselijke consumptie, dan wel onder post 3824 van de GN als chemisch product.

35

Allereerst moet worden benadrukt dat wanneer het Hof een prejudiciële vraag wordt gesteld op het gebied van de tariefindeling, het tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. Zo is de verwijzende rechter in ieder geval beter toegerust voor de betrokken tariefindeling (arrest van 17 september 2015, Kyowa Hakko Europe, C‑344/14, EU:C:2015:615, punt 24en aldaar aangehaalde rechtspraak).

36

Vervolgens zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen over het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken daarvan zijn omschreven (arrest van 17 februari 2016, Salutas Pharma, C‑124/15, EU:C:2016:87, punt 29en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37

Bijgevolg vormen de aantekeningen op de hoofdstukken van de GN belangrijke middelen ter verzekering van een uniforme toepassing van het gemeenschappelijke douanetarief en zijn zij als zodanig waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan. De inhoud van deze aantekeningen moet derhalve in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag de strekking daarvan niet wijzigen (zie arrest van 17 februari 2016, Salutas Pharma, C‑124/15, EU:C:2016:87, punt 30).

38

Bovendien zijn de toelichtingen van de WCO op het GS en de toelichtingen van de Commissie op de GN, hoewel zij rechtens niet verbindend zijn, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (arrest van 17 februari 2016, Salutas Pharma, C‑124/15, EU:C:2016:87, punt 31en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39

Voor de indeling in de passende post dient eveneens in herinnering te worden gebracht dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product en de inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (arresten van 20 juni 2013, Agroferm, C‑568/11, EU:C:2013:407, punt 41, en 4 maart 2015, Oliver Medical, C‑547/13, EU:C:2015:139, punt 47). De bestemming van het product is evenwel enkel een relevant criterium indien de indeling niet uitsluitend op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen van dit product kan worden verricht (arresten van 16 december 2010, Skoma-Lux, C‑339/09, EU:C:2010:781, punt 47, en 28 april 2016, Oniors Bio, C‑233/15, EU:C:2016:305, punt 33).

40

In de onderhavige zaak blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product bestaat uit calciumcarbonaat, een chemisch product, en gewijzigd zetmeel, een stof met een voedingswaarde, in een verhouding van ongeveer 95 % respectievelijk 5 %. Dat product wordt gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van calciumtabletten bestemd voor menselijke consumptie. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen van het betrokken product, valt dit derhalve in beginsel onder hoofdstuk 38 van de GN, dat betrekking heeft op „Diverse producten van de chemische industrie”.

41

Uit de bewoordingen van aantekening 1 b) op dit hoofdstuk 38 volgt echter dat „mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie (in het algemeen post 2106)” van dit hoofdstuk zijn uitgesloten.

42

Om het criterium aangaande de samenstelling van dit mengsel te kunnen beoordelen, dient aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 van de GN te worden uitgelegd rekening houdend met de desbetreffende toelichtingen.

43

In dat verband is enerzijds de indeling van een mengsel van chemische producten met voedingsstoffen of andere stoffen met voedingswaarde onder hoofdstuk 38 dan wel hoofdstuk 21 van de GN afhankelijk van de samenstelling van dat mengsel, zoals dat blijkt uit de objectieve kenmerken en eigenschappen van dat mengsel.

44

Anderzijds preciseert de laatste zin van de laatste alinea van de toelichtingen op het GS inzake hoofdstuk 38 ervan, dat de mengsels die van dit hoofdstuk zijn uitgesloten „behoren tot die soort van producten die bij de vervaardiging van levensmiddelen gebruikt worden en waarvan de waarde op hun voedingseigenschappen berust”.

45

Het begrip „mengsel” in de zin van die laatste alinea heeft dus betrekking op het mengsel zelf van chemische producten en voedingsstoffen of andere stoffen met voedingswaarde, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt naargelang de samenstellende stoffen van een dergelijk mengsel.

46

Bijgevolg moet voor de tariefindeling van het betrokken product niet alleen gebruik worden gemaakt van het criterium inzake de kenmerken en eigenschappen ervan, te weten met name de voedingswaarde van het mengsel op zich, maar ook van het criterium inzake de bestemming van dat product, namelijk het feit dat het mengsel wordt gebruikt voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie.

47

In casu moet worden vastgesteld dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product een mengsel is, samengesteld uit een chemisch product, calciumcarbonaat, en uit een stof met voedingswaarde, gewijzigd zetmeel. In dat verband heeft het Hof geoordeeld dat het begrip stof die voedingswaarde bezit ook chemicaliën kan omvatten (arrest van 30 januari 1992, SuCrest, C‑14/91, EU:C:1992:48, punt 10). Dat een stof als calciumcarbonaat een chemisch product is, belet dus niet dat het wordt beschouwd als een stof met voedingswaarde.

48

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt eveneens dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product aanvankelijk door verzoekster in het hoofdgeding werd ingeklaard onder de benaming „Calciumcarbonaat – voedingssupplement”. Het Hof heeft echter reeds geoordeeld dat post 2106 van de GN spreekt van producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen en dat in de toelichtingen op het GS betreffende deze post staat dat hieronder met name de preparaten vallen die vaak „voedingssupplementen” worden genoemd en zijn opgemaakt in verpakkingen met de aanduiding dat zij bestemd zijn om het organisme gezond te houden (arrest van 17 december 2009, Swiss Caps, C‑410/08–C‑412/08, EU:C:2009:794, punt 31).

49

Niet wordt betwist dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product dient voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten, bestemd voor menselijke consumptie. Zoals de Commissie in haar opmerkingen heeft opgemerkt, dragen deze calciumtabletten bij tot de regulering van de maagafscheiding teneinde de vertering te bevorderen en te vergemakkelijken, en meer algemeen de gezondheid en het welzijn van het menselijke organisme op peil te houden.

50

Bijgevolg is een mengsel als in het hoofdgeding, naargelang van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, bedoeld voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie.

51

Gelet op het voorgaande, valt een product als in het hoofdgeding onder de uitzondering van aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 van de GN en bijgevolg moet het in ieder geval worden uitgesloten van het hoofdstuk inzake „Diverse producten van de chemische industrie”.

52

Daardoor valt een mengsel als in het hoofdgeding onder hoofdstuk 21 van de GN, „Diverse producten voor menselijke consumptie”, en moet het dus worden ingedeeld onder post 2106 van de GN inzake „Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen”, waarnaar uitdrukkelijk wordt verwezen door aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 van de GN.

53

Uit een en ander volgt dat de GN aldus dient te worden uitgelegd dat een product als in het hoofdgeding, dat dient voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten, en bestaat uit chemisch welbepaald poedervormig calciumcarbonaat en gewijzigd zetmeel dat wordt toegevoegd om makkelijker tabletten te kunnen maken, met een vastgesteld zetmeelgehalte lager dan 5 gewichtspercenten, onder post 2106 van deze nomenclatuur moet worden ingedeeld.

Kosten

54

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

De gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013, moet aldus worden uitgelegd dat een product als in het hoofdgeding, dat dient voor de vervaardiging van calciumtabletten in de vorm van gewone tabletten, bruistabletten en kauwtabletten, en bestaat uit chemisch welbepaald poedervormig calciumcarbonaat en gewijzigd zetmeel dat wordt toegevoegd om makkelijker tabletten te kunnen maken, met een vastgesteld zetmeelgehalte lager dan 5 gewichtspercenten, onder post 2106 van deze nomenclatuur moet worden ingedeeld.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.