Zaak C‑413/15

Elaine Farrell

tegen

Alan Whitty e.a.

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Supreme Court (Ierland)]

„Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven – Richtlijn 90/232/EEG – Artikel 1 – Aansprakelijkheid voor lichamelijk letsel van de inzittenden, met uitzondering van de bestuurder – Verplichte verzekering – Rechtstreekse werking – Richtlijn 84/5/EEG – Artikel 1, lid 4 – Orgaan dat tot taak heeft de materiële schade en het lichamelijk letsel te vergoeden die zijn veroorzaakt door een ongeïdentificeerd of een onverzekerd voertuig – Inroepbaarheid van een richtlijn tegen een staat – Voorwaarden waaronder een privaatrechtelijk orgaan als een overheidsorgaan kan worden aangemerkt en de bepalingen van een richtlijn die rechtstreekse werking kunnen hebben, aan dat orgaan kunnen worden tegengeworpen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 oktober 2017

  1. Handelingen van de instellingen–Richtlijnen–Rechtstreekse werking–Orgaan dat onder toezicht van de staat een taak van algemeen belang moet verrichten of over bijzondere bevoegdheden beschikt–Alternatief geldende voorwaarden

    (Art. 288 VWEU)

  2. Harmonisatie van de wetgevingen–Verzekering wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen–Richtlijn 84/5–Vergoeding toegekend voor schade die is veroorzaakt door een ongeïdentificeerd of een onvoldoende verzekerd voertuig–Instelling door een lidstaat van een privaatrechtelijk orgaan dat als taak heeft dergelijke schade te vergoeden–Mogelijkheid voor particulieren om de bepalingen van een richtlijn die rechtstreekse werking hebben, in te roepen ten aanzien van een dergelijk orgaan

    (Art. 288 VWEU; richtlijn 84/5 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 90/232, art. 1, lid 4)

  1.  Artikel 288 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het op zich niet uitsluit dat aan een entiteit die niet beantwoordt aan alle kenmerken die zijn genoemd in punt 20 van het arrest van 12 juli 1990, Foster e.a. (C‑188/89, EU:C:1990:313), gelezen in samenhang met die welke zijn genoemd in punt 18 van dat arrest, de bepalingen van een richtlijn die rechtstreekse werking kunnen hebben, worden tegengeworpen.

    Dat punt 20 moet namelijk worden gelezen tegen de achtergrond van punt 18 van datzelfde arrest, waarin het Hof heeft benadrukt dat dergelijke bepalingen door een particulier kunnen worden ingeroepen ten aanzien van organen of entiteiten die hetzij onder gezag of toezicht van de staat staan, hetzij over bijzondere, verder gaande bevoegdheden beschikken dan die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden. Zoals de advocaat-generaal in wezen in de punten 53 en 77 van haar conclusie heeft opgemerkt, mogen de voorwaarden dat het betrokken orgaan, respectievelijk, onder gezag of toezicht staat van de staat en over bijzondere bevoegdheden beschikt die verder gaan dan die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden, dus niet cumulatief gelden (zie in die zin arresten van 4 december 1997, Kampelmann e.a.,C‑253/96–C‑258/96, EU:C:1997:585, punten 46 en 47, en 7 september 2006, Vassallo,C‑180/04, EU:C:2006:518, punt 26).

    (zie punten 27‑29, dictum 1)

  2.  Aan een privaatrechtelijk orgaan waaraan een lidstaat een taak van algemeen belang heeft opgedragen, zoals die welke besloten ligt in de verplichting die op de lidstaten rust krachtens artikel 1, lid 4, van de Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij de Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990, en dat daartoe krachtens de wet beschikt over bijzondere bevoegdheden, zoals de bevoegdheid om verzekeraars die motorvoertuigenverzekeringen op het grondgebied van de betrokken lidstaat aanbieden, te verplichten zich bij hem aan te sluiten en hem te financieren, kunnen de bepalingen van een richtlijn die rechtstreekse werking kunnen hebben, worden tegengeworpen.

    (zie punt 42, dictum 2)