Gevoegde zaken C‑376/15 P en C‑377/15 P

Changshu City Standard Parts Factory
en
Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd

tegen

Raad van de Europese Unie

„Hogere voorziening – Dumping – Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 – Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China – Verordening (EG) nr. 1225/2009 – Artikel 2, leden 10 en 11 – Uitsluiting van bepaalde uitvoertransacties ten behoeve van de berekening van de dumpingmarge – Billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde in geval van invoer uit een land zonder markteconomie”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 5 april 2017

  1. Gerechtelijke procedure–Exceptie van litispendentie–Identiteit van de partijen in en van het voorwerp en de middelen van twee hogere voorzieningen–Niet-ontvankelijkheid van de als tweede ingestelde hogere voorziening

  2. Gemeenschappelijke handelspolitiek–Bescherming tegen dumpingpraktijken–Beoordelingsbevoegdheid van de instellingen–Rechterlijke toetsing–Grenzen

    (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 2, lid 11)

  3. Gemeenschappelijke handelspolitiek–Bescherming tegen dumpingpraktijken–Dumpingmarge–Beoordelingsbevoegdheid van de instellingen–Vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs–Geen vergelijkbare prijzen voor bepaalde types van het betrokken product–Uitsluiting van deze producttypes van de berekening van de dumpingmarge–Ontoelaatbaarheid

    (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 1 en 2, leden 10 en 11)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 28‑31)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punt 47)

  3.  Uit artikel 1, „Beginselen”, van antidumpingbasisverordening nr. 1225/2009 volgt dat het antidumpingonderzoek betrekking heeft op een specifiek product, „betrokken product” genaamd, dat door de instellingen van de Unie wordt gedefinieerd bij de opening van dit onderzoek. Deze definitie van het „betrokken product” verbiedt het de instellingen van de Unie echter niet om dit product onder te verdelen in afzonderlijke types of modellen en om zich per type of model te baseren op vergelijkingen tussen de normale waarde en de uitvoerprijs.

    Artikel 2, lid 11, van de basisverordening kan echter, gelet op bewoordingen, doelstelling en context ervan, niet aldus kan worden uitgelegd dat het toestaat dat uitvoertransacties naar de Unie betreffende bepaalde types van het betrokken product van de berekening van de dumpingmarge worden uitgesloten. Uit deze bepaling volgt juist dat de instellingen van de Unie verplicht zijn om voor die berekening met al die transacties rekening te houden.

    Hieruit volgt dat wanneer de normale waarde niet billijk kan worden vergeleken met de exportprijs van bepaalde types van het product waarop het antidumpingonderzoek betrekking heeft, omdat geen vergelijkbare prijzen voorhanden zijn, de instellingen van de Unie kunnen beslissen om dit type product van de definitie van het „betrokken product” uit te sluiten of om de normale waarde voor dit type product overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening te construeren, zodanig dat bij de berekening van de dumpingmarge ook rekening kan worden gehouden met de uitvoertransacties betreffende die producttypes.

    (zie punten 56, 59, 61, 67, 70)