ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

26 mei 2016 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk douanetarief — Indeling van de goederen — Verordening (EEG) nr. 2658/87 — Gecombineerde nomenclatuur — Post 8710 en postonderverdeling 9305 91 00 — Aantekening 3 bij afdeling XVII en aantekening 1, onder c), bij hoofdstuk 93 — Gevechtswagens en pantserauto’s — Oorlogswapens — Indeling van een torensysteem”

In zaak C‑262/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (bestuursrechter, Oostenrijk) bij beslissing van 19 mei 2015, ingekomen bij het Hof op 1 juni 2015, in de procedure

GD European Land Systems – Steyr GmbH

tegen

Zollamt Eisenstadt Flughafen Wien,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: C. Lycourgos (rapporteur), kamerpresident, E. Juhász en K. Jürimäe, rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

GD European Land Systems – Steyr GmbH, vertegenwoordigd door P. Csoklich en R. Schneider, Rechtsanwälte,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Caeiros en B.‑R. Killmann als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van aantekening 3 bij afdeling XVII en aantekening 1, onder c), bij hoofdstuk 93 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), in de versie van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 (PB 2013, L 290, blz. 1) (hierna: „GN”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen het Zollamt Eisenstadt Flughafen Wien (douanekantoor Eisenstadt luchthaven Wenen, Oostenrijk) (hierna: „douanekantoor”), betreffende de indeling in de GN van een torensysteem (wapenstation Multi Gun Turret System).

Toepasselijke bepalingen

De GN

3

De tariefindeling van goederen die in de Europese Unie worden ingevoerd, wordt geregeld door de GN.

4

Volgens artikel 12 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16), stelt de Europese Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie vast van de GN en van het tarief van de bijbehorende douanerechten, zoals die voortvloeit uit de door de Raad van de Europese Unie of de Commissie vastgestelde maatregelen. Die verordening wordt uiterlijk op 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en treedt in werking met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar. Uit de aan het Hof overgelegde stukken blijkt dat de versie van de GN die van toepassing is op de feiten in het hoofdgeding, de GN voor het jaar 2014 is, welke is voortgekomen uit verordening nr. 1001/2013.

5

Het eerste deel van de GN, betreffende de „Inleidende bepalingen”, omvat een titel I, „Algemene regels”, waarin in afdeling A, met als opschrift „Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur”, in het bijzonder het volgende wordt bepaald:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]”

6

Tot het tweede deel van de GN, met als opschrift „Tabel van de rechten”, behoort afdeling XVII, „Vervoermaterieel”, waarvan aantekening 2, onder ij), en aantekening 3 luiden als volgt:

„2.

Als ‚delen’ en als ‚delen en toebehoren’ worden niet aangemerkt de navolgende artikelen, ook indien zij kennelijk voor vervoermaterieel bestemd zijn:

[...]

ij)

wapens (hoofdstuk 93);

[...]

3.

Als ‚delen’ en ‚toebehoren’ in de zin van de hoofdstukken 86 tot en met 88 worden niet aangemerkt: delen en toebehoren waarvan niet kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor voertuigen of voor artikelen bedoeld bij afdeling XVII. Indien een deel of een toebehoren beantwoordt aan de omschrijving van twee of meer posten van deze afdeling, moet het worden ingedeeld onder de post waarvan de omschrijving aansluit bij het voornaamste gebruik waarvoor dat deel of dat toebehoren zal dienen.”

7

Afdeling XVII van de GN omvat een hoofdstuk 87, „Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan”, waartoe post 8710 behoort. Deze post luidt als volgt:

„8710 00 00Gevechtswagens en pantserauto’s, ook indien met bewapening; delen en toebehoren................................................. ”

8

Afdeling XIX van het tweede deel van de GN, met als opschrift „Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan”, bevat een hoofdstuk 93, eveneens met het opschrift „Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan”, waarover aantekening 1, onder c), preciseert:

„1.

Dit hoofdstuk omvat niet:

[...]

c)

gevechtswagens en pantserauto’s (post 8710);

[...]”

9

Tot hoofdstuk 93 behoren de hierna volgende posten 9301 tot en met 9305 van de GN:

„9301

[...]

Oorlogswapens, andere dan revolvers, pistolen en blanke wapens:

9302 00 00

Revolvers en pistolen, andere dan bedoeld bij de posten 9303 en 9304............................................................

9303

Andere vuurwapens en dergelijke toestellen, waarbij de explosieve kracht van kruit benut wordt

[...]:

[...]

9304 00 00

[...]

Andere wapens (bijvoorbeeld geweren, karabijnen en pistolen, werkend met veer, perslucht of gas), andere dan bedoeld bij post 9307

..........................

9305

Delen en toebehoren van de artikelen bedoeld bij de posten 9301 tot en met 9304:

[...]

9305 20 00

9305 9100

9305 9900

[...]

–van geweren of van karabijnen, bedoeld bij post 9303

........................

– andere:

– –van oorlogswapens bedoeld bij post 9301 –.....................

----andere................................................ ”

Verordening (EEG) nr. 2913/92

10

Artikel 12, leden 1 en 2, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1992, L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 (PB 1997, L 17, blz. 1), luidt als volgt:

„1.   De douaneautoriteiten verstrekken, op schriftelijk verzoek en overeenkomstig de volgens de procedure van het Comité vastgestelde nadere regels, bindende tariefinlichtingen of bindende inlichtingen betreffende de oorsprong.

2.   De bindende tariefinlichting of de bindende inlichting betreffende de oorsprong binden de douaneautoriteiten tegenover de verkrijger van de inlichting slechts voor de tariefindeling, respectievelijk de vaststelling van de oorsprong van de goederen.

De bindende tariefinlichting of de bindende inlichting betreffende de oorsprong binden de douaneautoriteiten slechts ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de inlichting door de autoriteiten is verstrekt.”

De toelichtingen van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen

11

De Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WDO), is opgericht bij het op 15 december 1950 te Brussel gesloten verdrag tot instelling van deze raad. Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (hierna: „GS”) is opgesteld door de WDO en is aangenomen bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat met zijn wijzigingsprotocol van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1). In de GN zijn de posten en onderverdelingen van het GS tot zes cijfers overgenomen, terwijl alleen het zevende en achtste cijfer verdere postonderverdelingen bevatten die specifiek zijn voor de GN.

12

De toelichtingen op het GS worden overeenkomstig de bepalingen van voormeld verdrag opgesteld door de WDO.

13

De toelichting op post 8710 van het GS bepaalt het volgende:

„Onder deze post vallen enerzijds gevechtswagens [tanks] en pantserauto’s, ook indien met bewapening, en anderzijds hun delen en toebehoren.

Gevechtswagens of tanks zijn gepantserde rupsvoertuigen die zijn bewapend met verschillende aanvalswapens (kanonnen, machinegeweren, vlammenwerpers, enzovoort) die gewoonlijk in een draaiende koepel worden geplaatst.

[...]

Delen

Onder deze post vallen tevens de delen van de voormelde gevechtsvoertuigen, indien deze delen voldoen aan de twee volgende voorwaarden:

1.

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor die voertuigen.

2.

Delen die niet worden uitgesloten door de toelichtingen op afdeling XVII (zie de algemene opmerkingen van die afdeling).

Van deze producten kunnen worden genoemd:

1)

De bovenbouw van pantserauto’s en delen daarvan (pantsertorens, gepantserde deuren en deksels, enz.).

[...]”

14

De toelichting op post 9305 van het GS luidt als volgt:

„Onder de bij deze post bedoelde delen en toebehoren vallen met name:

1.

Delen van oorlogsmateriaal zoals lopen (daaronder begrepen de herlaadbehuizing), kanonblokken –en kulassen van allerlei soort, koepels pantsertorens, affuiten, driepoten en andere sokkels voor kanonnen, machinegeweren, automatische geweren enzovoort, ook met een systeem voor het richten en het laden.

[...]”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

15

GD is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die deel uitmaakt van een over de hele wereld actief bewapeningsconcern en waarvan de bedrijfsactiviteit onder meer bestaat in de productie van tanks. Op 25 februari 2014 heeft deze vennootschap bij het douanekantoor aangifte gedaan van een goed dat werd aangeduid als wapenstation met een torensysteem voor gevechtstanks, teneinde het in het vrije verkeer te brengen.

16

Het douanekantoor heeft dat goed toegelaten tot het vrije verkeer en GD meegedeeld dat het de voor dit goed verschuldigde invoerrechten had geboekt volgens de indeling ervan onder post 8710 van de GN, namelijk tegen een heffingstarief van 1,7 %. Volgens het douanekantoor was het betrokken goed immers een „pantsertoren die reeds als te onderscheiden deel uitsluitend of hoofdzakelijk w[erd] ingebouwd in gevechtswagens”. Volgens de verwijzende rechter gold deze mededeling als heffingsbeslissing inzake douanerechten.

17

Bij bezwaarschrift van 11 maart 2014 heeft GD bezwaar gemaakt tegen de mededeling van het douanekantoor en verzocht het in het hoofdgeding aan de orde zijnde goed in te delen onder postonderverdeling 9305 91 00 van de GN, namelijk „oorlogswapens”, waarvoor een douanerecht van 0 % geldt. Na de afwijzing van haar bezwaar door het douanekantoor heeft GD beroep ingesteld bij het Bundesfinanzgericht (bestuursrechter in fiscale zaken, Oostenrijk).

18

GD heeft aan deze rechterlijke instantie een bindende tariefinlichting overgelegd van het Hauptzollamt Hannover (douanehoofdkantoor te Hannover, Duitsland) van 11 april 2014, waarin een volgens haar zelfde goed als het in het hoofdgeding aan de orde zijnde goed onder postonderverdeling 9305 91 00 van de GN werd ingedeeld.

19

De betrokken bindende tariefinlichting bevat de beschrijving van het goed waarover het in het hoofdgeding gaat. Deze beschrijving wordt door de verwijzende rechter weergegeven in het verzoek om een prejudiciële beslissing en luidt als volgt:

„[...] het gaat om een samenstel van afzonderlijke technische bestanddelen die geïntegreerd zijn in een torenachtige constructie die voornamelijk bestaat uit onedel metaal. Het torensysteem vormt de basis van een wapenstation en is voornamelijk uitgerust met de volgende subsystemen en componenten: elektrische aandrijfmechanismen, gyrostabilisatiesysteem, optische en elektronisch werkende monitoren met inbegrip van displays en besturingseenheden voor de bemanning (richter en commandant), een vuurleidingssysteem, meerdere sensoren, munitiehouders en installaties voor de toevoer van de munitie naar de wapens. Het systeem is klaargemaakt voor de inbouw van een snelvuurgeschut en een machinegeweer (deze bindende tariefinlichting heeft op geen van beide oorlogswapens betrekking). De interactie tussen de genoemde subsystemen stelt de bemanning in staat het boordkanon en het machinegeweer te bedienen en zo doelgericht schoten af te vuren. Het torensysteem dient draaibaar te worden gemonteerd op het dak van respectievelijk mobiele zee- en landtransportsystemen of te worden gebruikt in stationaire installaties.”

20

Op 29 oktober 2014 heeft het Bundesfinanzgericht het beroep van GD verworpen. Deze rechterlijke instantie heeft het in het hoofdgeding aan de orde zijnde torensysteem – als deel van een gevechtstank – ingedeeld onder post 8710 van de GN, en te kennen gegeven dat de door het douanehoofdkantoor te Hannover verstrekte bindende tariefinlichting geen terugwerkende kracht toekwam.

21

GD heeft tegen de beslissing houdende verwerping van haar beroep door het Bundesfinanzgericht beroep ingesteld bij het Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter, Oostenrijk). Deze rechterlijke instantie wijst erop dat het goed waarop de door het douanehoofdkantoor te Hannover verstrekte en door GD overgelegde bindende tariefinlichting betrekking heeft, hetzelfde is als dit in het hoofdgeding. Zij meent echter dat deze bindende tariefinlichting in casu niet kan worden toegepast aangezien de douaneaangifte werd ingediend op 25 februari 2014, dus vóórdat de bindende tariefinlichting van 11 april 2014 is vastgesteld.

22

De verwijzende rechter preciseert dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde goed is geplaatst op een voertuig dat als gevechtswagen of als pantserauto onder post 8710 van de GN moet worden ingedeeld. Volgens hem lijken de toelichtingen op post 8710 van het GS, waarin sprake is van „de bovenbouw van pantserauto’s en delen daarvan (pantsertorens, gepantserde deuren en deksels, enzovoort)” evenwel tegenstrijdig te zijn met die op post 9305 van het GS, waaruit blijkt dat met name delen van oorlogsmateriaal zoals pantsertorens, machinegeweren en automatische geweren onder deze post vallen.

23

Bovendien vraagt de verwijzende rechter zich af welke uitlegging dient te worden gegeven aan aantekening 3 van afdeling XVII van de GN, waarin wordt gepreciseerd dat enkel de delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor goederen die onder de hoofdstukken 86 tot en met 88 van de GN en inzonderheid post 8710 van de GN vallen, als „delen” in de zin van deze hoofdstukken kunnen worden aangemerkt.

24

In die omstandigheden heeft het Verwaltungsgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Strekt de uitzondering van aantekening 1, onder c), bij hoofdstuk 93 van de [GN], in de versie [die van toepassing is op de feiten van de onderhavige zaak], inzake ‚gevechtswagens en pantserauto’s (post 8710)’ zich mede uit tot ‚delen daarvan’?

2)

Moet aantekening 3 bij afdeling XVII van de [GN] aldus worden uitgelegd dat een ‚wapenstation (pantsertoren)’, dat op gevechtswagens of ‚mobiele zeetransportsystemen’ en voorts in stationaire installaties kan worden gebruikt, als deel van een gevechtswagen onder post 8710 dient te worden ingedeeld omdat dat wapenstation door de producent van gevechtswagens is ingevoerd voor de productie of assemblage van gevechtswagens en daadwerkelijk voor dat doel wordt gebruikt?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

25

Met zijn vragen, die samen moeten worden behandeld, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat een torensysteem, zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding, onder post 8710 dan wel onder postonderverdeling 9305 91 00 van de GN valt, rekening ermee houdend dat het is ingevoerd voor de productie of de assemblage van gevechtstanks en dat het nadien daadwerkelijk daarvoor is gebruikt.

26

Indien een dergelijk systeem als een deel van een gevechtstank moet worden beschouwd, dient het volgens de verwijzende rechter te worden ingedeeld onder post 8710 van de GN, die juist betrekking heeft op „[g]evechtswagens en pantserauto’s, ook indien met bewapening; delen en toebehoren [daarvan]”. Indien dit systeem evenwel als een deel of als toebehoren van een oorlogswapen moet worden beschouwd, dient het te worden ingedeeld onder postonderverdeling 9305 91 00 van de GN, dat specifiek ziet op dergelijke delen of op dergelijk toebehoren van een oorlogswapen.

27

Opgemerkt zij dat wanneer aan het Hof een prejudiciële vraag wordt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, het Hof veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken goederen correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over alle daartoe noodzakelijke gegevens beschikt (arresten van 7 november 2002, Lohmann en Medi Bayreuth, C‑260/00–C‑263/00, EU:C:2002:637, punt 26, en 22 november 2012, Digitalnet e.a., C‑320/11, C‑330/11, C‑382/11 en C‑383/11, EU:C:2012:745, punt 61).

28

Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken bepalend zijn voor de indeling van goederen, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken slechts een aanwijzing vormt (arresten van 12 juni 2014, Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punt 33, en 11 juni 2015, Baby Dan, C‑272/14, EU:C:2015:388, punt 25).

29

Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt ook dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen over het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken daarvan zijn omschreven (zie met name arresten van 16 februari 2006, Proxxon, C‑500/04, EU:C:2006:111, punt 21, en 5 maart 2015, Vario Tek, C‑178/14, EU:C:2015:152, punt 21en aldaar aangehaalde rechtspraak).

30

In casu moet enerzijds worden geconstateerd dat volgens aantekening 2, onder ij), bij afdeling XVII van de GN, betreffende met name post 8710 van de GN, de wapens die onder hoofdstuk 93 van de GN vallen niet worden aangemerkt als „delen” of als „delen en toebehoren” van het in deze afdeling bedoelde vervoermaterieel, ook indien zij kennelijk voor vervoermaterieel bestemd zijn. Anderzijds sluit aantekening 1, onder c), bij hoofdstuk 93 van de GN gevechtstanks die onder post 8710 van de GN vallen, uitdrukkelijk uit van dit hoofdstuk.

31

Aangezien deze laatste post ook de delen van gevechtswagens vermeldt, betreft deze uitsluiting noodzakelijkerwijs niet alleen de gevechtstanks maar ook de delen ervan. Derhalve moet worden nagegaan of het in het hoofdgeding aan de orde zijnde torensysteem als een „deel” van een gevechtswagen in de zin van post 8710 van de GN kan worden aangemerkt. Indien dat het geval is, kan dat systeem immers geen oorlogswapen in de zin van post 9301 van de GN zijn en kan het bijgevolg niet onder de uitsluiting vallen waarin aantekening 2, onder ij), bij afdeling XVII van de GN voorziet.

32

Uit aantekening 3 bij afdeling XVII van de GN volgt dat een torensysteem zoals dit in het hoofdgeding enkel als een „deel” of als „toebehoren” van een gevechtswagen in de zin van post 8710 van de GN kan worden beschouwd indien het „uitsluitend” of „hoofdzakelijk” bestemd is voor een gevechtstank.

33

De verwijzende rechter wenst dienaangaande te vernemen of de wijze waarop dit torensysteem uiteindelijk wordt gebruikt, een doorslaggevend element vormt bij de beantwoording van de vraag of dit systeem moet worden beschouwd als een deel dat „uitsluitend” of „hoofdzakelijk” bestemd is voor een gevechtstank.

34

Benadrukt moet worden dat de „uitsluitende” of „hoofdzakelijke” bestemming van dat torensysteem dient te kunnen worden geverifieerd op het tijdstip van de inklaring ervan, dat wil zeggen bij het onderzoek van de aanvraag voor het in het vrije verkeer brengen van dit goed (zie in die zin arrest van 23 april 2015, ALKA, C‑635/13, EU:C:2015:268, punt 37).

35

Hieruit volgt dat de omstandigheid dat een torensysteem is ingevoerd voor de productie of de assemblage van gevechtstanks en nadien daadwerkelijk daarvoor is gebruikt, weliswaar een in aanmerking te nemen gegeven kan opleveren, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat dit systeem „uitsluitend” of „hoofdzakelijk” bestemd is voor die tanks, in de zin van aantekening 3 bij afdeling XVII van de GN of de toelichting op post 8710 van het GS.

36

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het torensysteem waarover het in het hoofdgeding gaat, draaibaar kan worden gemonteerd op het dak van mobiele zee- en landtransportsystemen of ook in stationaire installaties kan worden gebruikt. Bijgevolg kan dit torensysteem niet worden beschouwd als een deel dat „uitsluitend” bestemd is voor een gevechtstank.

37

In die omstandigheden staat het aan de verwijzende rechter om te verifiëren of het betrokken torensysteem, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, „hoofdzakelijk” bestemd is voor een gevechtstank. Indien dat het geval is, moet het worden ingedeeld onder post 8710, zonder dat het gebruik dat uiteindelijk ervan wordt gemaakt, in dit verband beslissend is.

38

Indien uit die verificatie blijkt dat dit niet het geval is, moet de verwijzende rechter onderzoeken of het in het hoofdgeding aan de orde zijnde torensysteem, dat volgens de door deze rechter verstrekte gegevens geen „oorlogswapen” is, niettemin als een „deel” of als „toebehoren” van een dergelijk wapen in de zin van postonderverdeling 9305 9100 van de GN kan worden beschouwd.

39

Het Hof heeft in dit verband reeds geoordeeld dat het begrip „delen” de aanwezigheid impliceert van een geheel voor de werking waarvan deze delen onmisbaar zijn, en dat het begrip „toebehoren” de aanwezigheid impliceert van een verwisselbare uitrusting waardoor een apparaat voor speciale werkzaamheden kan worden aangepast of die het geschikt maakt voor bijkomende mogelijkheden of voor bijzondere werkzaamheden die verband houden met de hoofdfunctie van de machine. Teneinde een samenhangende en uniforme toepassing van het gemeenschappelijke douanetarief te verzekeren, gelden deze definities ook voor post 9305 van de GN, en inzonderheid voor postonderverdeling 9305 9100 ervan (zie, naar analogie, arrest van 4 maart 2015, Oliver Medical, C‑547/13, EU:C:2015:139, punt 69en aldaar aangehaalde rechtspraak).

40

Vastgesteld moet worden dat volgens de door de verwijzende rechter verstrekte beschrijving van het torensysteem dat aan de orde is in het hoofdgeding, dit systeem kan worden beschouwd als een „deel” of „toebehoren” van een oorlogswapen, zoals een kanon of een machinegeweer, in de zin van postonderverdeling 9305 9100 van de GN. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt immers dat dit torensysteem geschikt is voor de inbouw van een snelvuurgeschut en een machinegeweer. Het betrokken systeem vormt de basis van een wapenstation doordat het voornamelijk is uitgerust met verschillende subsystemen en componenten, onder meer elektrische aandrijfmechanismen, optische en elektronisch werkende monitoren met inbegrip van displays en besturingseenheden voor de bemanning (richter en commandant), een vuurleidingssysteem, meerdere munitiehouders en installaties voor de toevoer van de munitie naar de wapens, waardoor de betrokken bemanning in staat is het boordkanon en het machinegeweer te bedienen en zo doelgericht schoten af te vuren.

41

Indien uit de eigen objectieve kenmerken van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde torensysteem zou kunnen worden afgeleid dat dit systeem niet hoofdzakelijk bestemd is voor een gevechtstank, moet het dan ook worden beschouwd als een „deel” van een oorlogswapen, aangezien de aanwezigheid ervan onmisbaar is voor de werking van het kanon of het machinegeweer dat erop is gemonteerd, dan wel minstens als een „toebehoren” van een dergelijk oorlogswapen, aangezien dit laatste daardoor kan worden aangepast voor speciale werkzaamheden of het geschikt maakt voor bijkomende mogelijkheden.

42

Deze beoordeling wordt bevestigd door de toelichting van het GS op post 9305, volgens welke tot deze post delen van oorlogsmateriaal behoren, met name „koepels pantsertorens, affuiten, driepoten en andere sokkels voor kanonnen, machinegeweren, automatische geweren enzovoort, ook met een systeem voor het richten en het laden”. Uit deze toelichting, gelezen in samenhang met de toelichting van het GS op post 8710, blijkt dat wanneer de betrokken torens geen deel uitmaken van het chassis van pantservoertuigen, zij „delen en toebehoren” van oorlogswapens zijn aangezien zij de werking of het gebruik van deze wapens ondersteunen.

43

In die omstandigheden dient het torensysteem in het hoofdgeding te worden ingedeeld onder postonderverdeling 9305 9100 van de GN.

44

Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat een torensysteem, zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding, dat is ingevoerd voor de productie of de assemblage van gevechtstanks en dat nadien daadwerkelijk daarvoor is gebruikt, onder post 8710 van de GN valt indien het „hoofdzakelijk” bestemd is voor een gevechtstank, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit te verifiëren, rekening houdend met de objectieve kenmerken en eigenschappen van dat torensysteem, zonder dat het gebruik dat in casu uiteindelijk van dit systeem is gemaakt, beslissend is voor de indeling ervan. Indien dat niet het geval is, moet het betrokken torensysteem – als deel of toebehoren van een „oorlogswapen” – onder postonderverdeling 9305 9100 van de GN worden ingedeeld.

Kosten

45

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

 

De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013, moet aldus worden uitgelegd dat een torensysteem, zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding, dat is ingevoerd voor de productie of de assemblage van gevechtstanks en dat nadien daadwerkelijk daarvoor is gebruikt, onder post 8710 van deze gecombineerde nomenclatuur valt indien het „hoofdzakelijk” bestemd is voor een gevechtstank, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit te verifiëren, rekening houdend met de objectieve kenmerken en eigenschappen van dat torensysteem, zonder dat het gebruik dat in casu uiteindelijk van dit systeem is gemaakt, beslissend is voor de indeling ervan. Indien dat niet het geval is, moet het betrokken torensysteem – als deel of toebehoren van een „oorlogswapen” – onder postonderverdeling 9305 9100 van de GN worden ingedeeld.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.