Zaak C‑258/15

Gorka Salaberria Sorondo

tegen

Academia Vasca de Policía y Emergencias

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Autónoma del País Vasco)

„Prejudiciële verwijzing – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78/EG – Artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 1 – Discriminatie op grond van leeftijd – Aanwerving van agenten van de politie van de autonome regio Baskenland beperkt tot kandidaten die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben bereikt – Begrip ,wezenlijk en bepalend beroepsvereiste’ – Nagestreefde doelstelling – Evenredigheid”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 november 2016

  1. Sociale politiek–Gelijke behandeling in arbeid en beroep–Richtlijn 2000/78–Werkingssfeer–Nationale regeling die een maximumleeftijd van 35 jaar bepaalt voor het aanwerven van agenten bij het politiekorps van een autonome regio–Daaronder begrepen

    [Richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 3, lid 1, a)]

  2. Sociale politiek–Gelijke behandeling in arbeid en beroep–Richtlijn 2000/78–Verbod van discriminatie op grond van leeftijd–Nationale regeling die een maximumleeftijd van 35 jaar bepaalt voor het aanwerven van agenten bij het politiekorps van een autonome regio–Toelaatbaarheid

    (Richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 1, 2, lid 2, en 4, lid 1)

  1.  Een nationale regeling die bepaalt dat toetreding tot het politiekorps van een autonome regio van een lidstaat niet mogelijk is voor personen die de leeftijd van 35 jaar hebben bereikt, heeft betrekking op de voor deze werknemers geldende aanstellingseisen. Een dergelijke regeling moet dus worden geacht regels in te voeren met betrekking tot de toegang tot arbeid in overheidsdienst in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, en valt dan ook binnen de werkingssfeer van die richtlijn.

    (zie punten 25, 26)

  2.  Artikel 2, lid 2, van richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling die bepaalt dat kandidaten voor bij een politiekorps openstaande agentfuncties waarbij sprake is van het verrichten van alle operationele en uitvoerende taken van dat politiekorps, de leeftijd van 35 jaar niet mogen hebben bereikt.

    Deze regeling leidt tot een rechtstreeks op de leeftijd gebaseerd verschil in behandeling in de zin van artikel 1 juncto artikel 2, lid 2, onder a), van richtlijn 2000/78. Het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten is evenwel een leeftijdsgebonden kenmerk en bij de taken met betrekking tot bescherming van personen en zaken, arrestatie en bewaking van daders van strafbare feiten en preventieve patrouilles kan sprake zijn van het gebruik van fysiek geweld. Deze taken vergen naar de aard ervan een bijzondere fysieke geschiktheid aangezien fysieke tekortkomingen tijdens de uitoefening van de taken belangrijke gevolgen kunnen hebben, niet alleen voor de politieagenten zelf en voor derden, maar ook voor de handhaving van de openbare orde. Hieruit volgt dat het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten voor het verrichten van de drie hoofdtaken van de politie van de autonome regio van de betrokken lidstaat, namelijk het beschermen van personen en zaken, het waarborgen van de vrije uitoefening van ieders rechten en vrijheden en het toezicht houden op de veiligheid van de burgers, voor het aan de orde zijnde beroep kan worden aangemerkt als een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2000/78.

    Voorts valt een dergelijke regeling aan te merken als, enerzijds, een regeling die geschikt is voor het doel, de inzetbaarheid en de goede werking van de betrokken politiedienst te garanderen, en anderzijds een regeling die niet verder gaat dan nodig is om dit doel te bereiken. De te vrezen tekortkomingen in het functioneren van de politiediensten van de betrokken autonome regio sluiten uit dat bij selectieprocedures de organisatie van fysiek veeleisende testen op basis van rechtstreekse eliminatie een alternatieve minder vergaande maatregel zou kunnen vormen. Het genoemde doel vereist immers dat, wil er weer sprake zijn van een goede leeftijdsopbouw, het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten niet statisch wordt gezien, bij het plaatsvinden van de examens van de selectieprocedure, maar dynamisch, door de dienstjaren in aanmerking te nemen die de agent na zijn aanwerving zal vervullen.

    (zie punten 30, 34‑36, 47, 48, 50 en dictum)