ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer)

26 mei 2016 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk douanetarief — Tariefindeling — Gecombineerde nomenclatuur — Afdeling XVII — Vervoermiddelen — Hoofdstuk 87 — Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan — Posten 8703 en 8713 — Voertuigen die worden aangedreven door een elektromotor die wordt gevoed door een accu — Begrip ‚invaliden’”

In zaak C‑198/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de First-tier Tribunal (Tax Chamber) [rechtbank van eerste aanleg (belastingkamer), Verenigd Koninkrijk] bij beslissing van 26 maart 2015, ingekomen bij het Hof op 29 april 2015, in de procedure

Invamed Group Ltd,

Invacare UK Ltd,

Days Healthcare Ltd,

Electric Mobility Euro Ltd,

Medicare Technology Ltd,

Sunrise Medical Ltd,

Invacare International SARL

tegen

Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs,

wijst

HET HOF (Tiende kamer),

samengesteld als volgt: F. Biltgen, kamerpresident, A. Borg Barthet en E. Levits (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Wathelet,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Invamed Group Ltd, Invacare UK Ltd, Days Healthcare Ltd, Electric Mobility Euro Ltd, Medicare Technology Ltd, Sunrise Medical Ltd en Invacare International SARL, vertegenwoordigd door G. Gillham, tax adviser, bijgestaan door J. White, barrister,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. Albenzio, avvocato dello Stato,

de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S. Simmons als gemachtigde, bijgestaan door K. Beal, QC,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Flynn en A. Caeiros als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de posten 8703 en 8713 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”) die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004 (PB 2004, L 327, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Invamed Group Ltd, Invacare UK Ltd, Days Healthcare Ltd, Electric Mobility Euro Ltd, Medicare Technology Ltd, Sunrise Medical Ltd en Invacare International SARL en anderzijds de Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs (belasting- en douanebestuur; hierna: „belastingbestuur”), betreffende de tariefindeling van elektrische mobiliteitsscooters.

Toepasselijke bepalingen

Recht van de Unie

3

De bij verordening nr. 2658/87 ingevoerde GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, alsmede het daarbij behorende protocol van wijziging, dat op 14 juni 1983 is gesloten te Brussel en dat namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1). In de GN zijn de posten en onderverdelingen van de GS tot zes cijfers overgenomen, terwijl alleen het zevende en achtste cijfer verdere postonderverdelingen bevatten, die specifiek zijn voor de GN.

4

Het eerste deel van de GN bevat een geheel van inleidende bepalingen. In titel I van dat deel, waarin de algemene regels zijn neergelegd, bepaalt afdeling A, met het opschrift „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]”, het volgende:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]”

5

Het tweede deel van de GN bevat een afdeling XVII, „Vervoermaterieel”, met daarin een hoofdstuk 87, met als opschrift „Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan”, waarin onder meer de volgende tariefposten zijn opgenomen:

„8703 Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 87.02), motorvoertuigen van het type ‚station-wagon’ of ‚break’ en racewagens daaronder begrepen:

8703 10 – Voertuigen, speciaal ontworpen voor het zich verplaatsen op sneeuw; speciale voertuigen voor het vervoer van personen op golfvelden en dergelijke voertuigen:

8703 10 11 ‐ ‐ Voertuigen, speciaal ontworpen voor het zich verplaatsen op sneeuw, met een motor met zelfontsteking (diesel- of semidieselmotor) of met vonkontsteking:

8703 10 18 ‐ ‐ andere

[...]

8713 Invalidenwagens, ook indien met motor of ander voortbewegingsmechanisme:

8713 10 00 ‐ zonder voortbewegingsmechanisme

8713 90 00 – andere”

6

Krachtens de artikelen 9, lid 1, onder a), tweede streepje, en 10 van verordening nr. 2658/87 stelt de Europese Commissie de toelichtingen op de GN vast, die in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

7

Op 4 januari 2005 is, met het oog op een eenvormige toepassing daarvan, de volgende tekst ingevoegd in de toelichtingen op de GN (PB C 1, blz. 3):

„8713 Invalidenwagens, ook indien met motor of ander voortbewegingsmechanisme

8713 90 00 andere

Gemotoriseerde voertuigen, speciaal ontworpen voor invaliden, zijn van de voertuigen van post 8703 hoofdzakelijk te onderscheiden doordat zij:

een maximumsnelheid van 10 km/uur halen; d.w.z. een snelle wandelpas;

maximaal 80 cm breed zijn;

2 paar wielen hebben die de grond raken;

speciale kenmerken hebben om de handicaps te verlichten (bijvoorbeeld voetsteunen om de benen te stabiliseren).

Dergelijke voertuigen kunnen:

een extra paar wielen hebben (kantelbeveiliging);

een besturing en andere besturingssystemen (bijvoorbeeld een joystick) die gemakkelijk te bedienen zijn; deze besturingssystemen zijn gewoonlijk aan een van de armsteunen bevestigd; zij zijn nooit uitgevoerd in de vorm van een afzonderlijke, verstelbare stuurkolom.

Deze onderverdeling omvat elektrisch aangedreven voertuigen, gelijkend op rolstoelen die uitsluitend voor het vervoer van invaliden zijn. Zij kunnen er als volgt uitzien:

Image

Van deze onderverdeling zijn evenwel uitgezonderd de door een motor aangedreven scooters (mobiliteitsscooters) die zijn uitgerust met een afzonderlijke, verstelbare stuurkolom. Deze kunnen er als volgt uitzien; zij worden ingedeeld bij post 8703:

Image

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

8

Van 2004 tot 2007 hebben verzoeksters aangiften ingediend ter inklaring van bepaalde uit het Verenigd Koninkrijk ingevoerde mobiliteitscooters (mobility scooters). Zij hebben deze scooters in die aangiften onder post 8713 van de GN ingedeeld als „invalidenwagens, ook indien met motor of ander voortbewegingsmechanisme”. Overeenkomstig de indeling onder deze post zijn die scooters in het vrije verkeer gebracht zonder heffing van douanerechten en mits betaling van een omzetbelasting bij invoer tegen verminderd tarief.

9

Na een fiscale controle heeft het belastingbestuur de betrokken scooters onder post 8703 van de GN ingedeeld als „automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), motorvoertuigen van het type ‚station-wagon’ of ‚break’ en racewagens daaronder begrepen”.

10

Van 24 april 2007 tot 3 juli 2008 heeft het belastingbestuur de voornoemde ondernemingen naheffingen opgelegd ter hoogte van de voor deze goederen verschuldigde douanerechten en omzetbelasting bij invoer, namelijk in totaal 6479007 pond sterling (GBP) (ongeveer 9114450 EUR).

11

Verzoeksters hebben tegen deze naheffingen beroep ingesteld bij de First-tier Tribunal (Tax Chamber) [rechtbank van eerste aanleg (belastingkamer), Verenigd Koninkrijk]. Zij stellen dat de litigieuze scooters onder post 8713 van de GN moeten worden ingedeeld, inzonderheid omdat het woord „invaliden” in deze post niet „uitsluitend voor invaliden” betekent.

12

Volgens de verwijzende rechter worden deze elektrische scooters aangedreven door elektrische motoren die worden gevoed door een accu. Elk model beschikt over de volgende delen: een eenpersoonszitting (die in de grotere scootermodellen breder is en luxueuzer gecapitonneerd is), een stuur met een controlehendel (wig wag), een voetenplank tussen de voor- en achterwielen die de mogelijkheid biedt om op te stappen en waarop de voeten tijdens de rit kunnen worden geplaatst, en vier wielen (twee achteraan en twee vooraan) of drie wielen (twee achteraan en één vooraan). De meeste zittingen zijn voorzien van verstelbare armsteunen en vaak kan de zitting hoger of lager worden gezet en is de zitting 360 graden draaibaar.

13

Volgens de verwijzende rechter kan uit het gebruik van deze belangrijke onderdelen worden afgeleid dat de betrokken scooters onder post 8713 van de GN moeten worden ingedeeld. Hij heeft echter twijfels over die indeling.

14

In die omstandigheden heeft de First-tier Tribunal (Tax Chamber) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Moeten onder het begrip ‚invalidenwagens’ wagens worden verstaan die ‚uitsluitend’ voor invaliden zijn bestemd?

2)

Wat betekent het begrip ‚invaliden’? Meer bepaald:

a)

Is de betekenis ervan beperkt tot personen die naast een beperking van hun loopvermogen of van het vermogen moeiteloos te lopen een handicap hebben? Of heeft het ook betrekking op personen die alleen beperkt zijn in hun loopvermogen of het vermogen moeiteloos te lopen?

b)

Houdt ‚invalide’ een meer dan marginale beperking van een bepaald vermogen in?

c)

Kan een tijdelijke beperking, bijvoorbeeld als gevolg van een gebroken been, als handicap worden beschouwd?

3)

Wordt de betekenis van post 8713 gewijzigd door de toelichtingen op de [GN] van 4 januari 2005, waarbij scooters met een afzonderlijke stuurkolom worden uitgesloten?

4)

Is de mogelijkheid dat een persoon zonder handicap een voertuig gebruikt van invloed op de tariefindeling indien kan worden gesteld dat het voertuig over specifieke kenmerken beschikt om de gevolgen van een handicap te verlichten?

5)

In hoeverre moeten, indien de geschiktheid voor gebruik door personen zonder handicap een relevant criterium is, de nadelen van een dergelijk gebruik eveneens als relevant criterium worden beschouwd bij het bepalen of een voertuig voor dat gebruik geschikt is?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste, derde en vierde vraag

15

Met zijn eerste, derde en vierde vraag, die samen moeten worden behandeld, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of post 8713 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „invalidenwagen” impliceert dat dit product uitsluitend bestemd is voor invaliden, of het feit dat ook een persoon zonder handicap een voertuig kan gebruiken al dan niet een invloed heeft op de indeling van dit voertuig onder post 8713 van de GN en of de toelichtingen op de GN de inhoud van post 8713 van de GN bij deze indeling kunnen wijzigen.

16

In dit verband zij er allereerst aan herinnerd dat wanneer het Hof een prejudiciële vraag krijgt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, het veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, te meer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. Aldus lijkt de nationale rechter hiertoe in ieder geval beter toegerust (arresten van 7 november 2002, Lohmann en Medi Bayreuth, C‑260/00–C‑263/00, EU:C:2002:637, punt 26, en 16 februari 2006, Proxxon, C‑500/04, EU:C:2006:111, punt 23).

17

Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven kan het Hof hem evenwel, in een geest van samenwerking met de nationale rechters, alle aanwijzingen geven die het noodzakelijk acht (zie arrest van 22 december 2010, Lecson Elektromobile, C‑12/10, EU:C:2010:823, punt 15en aldaar aangehaalde rechtspraak).

18

Voorts moet erop worden gewezen dat volgens vaste rechtspraak, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie onder meer arresten van 16 september 2004, DFDS, C‑396/02, EU:C:2004:536, punt 27; 15 september 2005, Intermodal Transports, C‑495/03, EU:C:2005:552, punt 47, en 15 februari 2007, RUMA, C‑183/06, EU:C:2007:110, punt 27).

19

Dienaangaande dient te worden gepreciseerd dat de door de Commissie opgestelde toelichtingen op de GN belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar dat zij rechtens niet bindend zijn (arresten van 26 oktober 2006, Turbon International, C‑250/05, EU:C:2006:681, punt 16, en 20 mei 2010, Data I/O, C‑370/08, EU:C:2010:284, punt 30).

20

De inhoud van die toelichtingen moet derhalve in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag de strekking daarvan niet wijzigen (zie arrest van 27 november 2008, Metherma, C‑403/07, EU:C:2008:657, punt 48).

21

Daarbij zij evenwel aangetekend dat het Hof met betrekking tot de posten 8703 en 8713 van de GN reeds heeft geconstateerd dat uit de opschriften van de posten 8703 en 8713 van de GN zelf volgt dat het verschil daartussen is, dat de eerste de vervoermiddelen voor personen in het algemeen omvat, terwijl de tweede specifiek van toepassing is op vervoermiddelen voor invaliden (zie arrest van 22 december 2010, Lecson Elektromobile, C‑12/10, EU:C:2010:823, punt 18).

22

De bestemming van het product kan een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product en de inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (zie in die zin arresten van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C‑459/93, EU:C:1995:160, punt 13; 5 april 2001, Deutsche Nichimen, C‑201/99, EU:C:2001:199, punt 20, en 18 juli 2007, Olicom, C‑142/06, EU:C:2007:449, punt 18).

23

Tegen de achtergrond van deze rechtspraak staat het aan de verwijzende rechter om in het hoofdgeding te beoordelen of het litigieuze voertuig ertoe dient, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, specifiek door invalide personen te worden gebruikt, aangezien dit gebruik als het „wezenlijke of logische gebruik” van dit type voertuigen moet worden aangemerkt.

24

Zoals de Commissie heeft opgemerkt, is voor deze tariefindeling immers niet het mogelijke gebruik maar enkel het voorziene gebruik in aanmerking genomen, rekening houdend met de objectieve kenmerken en de eigenschappen van het product op het tijdstip van de invoer ervan.

25

Bovendien moet in herinnering worden gebracht dat het Hof in het kader van de uitlegging van post 8703 van de GN reeds heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat elektromobielen in voorkomend geval door invaliden kunnen worden gebruikt of zelfs voor gebruik door hen kunnen worden aangepast, niet van invloed is op de tariefindeling van dergelijke voertuigen onder post 8703 van de GN, aangezien zij ook voor de uitoefening van andere activiteiten kunnen worden gebruikt door personen zonder handicap, die zich om de een of andere reden anders dan te voet willen verplaatsen over kleine afstanden, bijvoorbeeld golfspelers of het winkelend publiek (arrest van 22 december 2010, Lecson Elektromobile, C‑12/10, EU:C:2010:823, punt 25).

26

Deze benadering bevestigt a contrario de vaststelling dat het feit dat de litigieuze voertuigen in het hoofdgeding eventueel door personen zonder handicap kunnen worden gebruikt, geen invloed heeft op de tariefindeling van deze voertuigen onder post 8713 van de GN, aangezien die voertuigen, gelet op hun oorspronkelijke bestemming, niet geschikt zijn voor personen die geen beperkingen hebben.

27

Gelet op het voorgaande dient op de eerste, de derde en de vierde vraag te worden geantwoord dat post 8713 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat:

het begrip „invalidenwagen” impliceert dat dit product uitsluitend bestemd is voor invaliden;

het feit dat ook personen zonder handicap een voertuig kunnen gebruiken, geen invloed heeft op de indeling van dit voertuig onder post 8713 van de GN;

de toelichtingen op de GN de inhoud van de tariefposten van de GN niet kunnen wijzigen.

Tweede vraag

28

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het voornoemde begrip „invaliden” van post 8713 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat het uitsluitend betrekking heeft op personen van wie niet alleen het loopvermogen beperkt is maar die daarnaast ook nog een andere beperking hebben, en of deze beperking van hun loopvermogen een marginale of tijdelijke beperking kan zijn.

29

In dit verband moet erop worden gewezen dat het begrip „invalide” niet wordt gedefinieerd in verordening nr. 2658/87.

30

Vastgesteld moet worden, anders dan in de opmerkingen van de Italiaanse regering is aangegeven, dat het begrip „invaliden” in post 8713 van de GN niet hetzelfde is als het begrip „handicap” in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB 2000, L 303, blz. 16).

31

Na de ratificatie door de Unie van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 (PB 2010, L 23, blz. 35), heeft het Hof immers geoordeeld dat het begrip „handicap” in de zin van richtlijn 2000/78/EG moet worden opgevat als een beperking die met name het gevolg is van langdurige lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen (zie arrest van 18 december 2014, FOA, C‑354/13, EU:C:2014:2463, punt 53en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32

Derhalve dient het in post 8713 van de GN gebruikte begrip „invaliden” een meer specifieke draagwijdte te hebben, volgens een autonome en uniforme uitlegging van het recht van de Unie waarbij rekening wordt gehouden met de context van de bepaling en het doel van de betrokken regeling (zie in die zin arresten van 18 januari 1984, Ekro, 327/82, EU:C:1984:11, punt 11, en 9 maart 2006, Commissie/Spanje, C‑323/03, EU:C:2006:159, punt 32).

33

Dienaangaande staat vast dat voertuigen die onder post 8713 van de GN vallen, zijn ontworpen als hulpmiddel voor personen die zijn getroffen door een beperking van hun loopvermogen, welke beperking – gelet op de aard ervan – als een „meer dan marginale” beperking kan worden gekwalificeerd. Zoals de Commissie in haar opmerkingen heeft aangegeven, hangt de bestemming van deze voertuigen niet af van andere beperkende factoren zoals een bepaalde lichamelijke of geestelijke toestand van de personen voor wie die voertuigen zijn ontworpen. Evenmin wordt de duur van de beperking van het loopvermogen gepreciseerd, zodat deze als irrelevant moet worden beschouwd. Bovendien impliceert de teleologische uitlegging van loophulpmiddelen noodzakelijkerwijs dat deze hulp beperkt kan zijn in de tijd.

34

Gelet op een en ander dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat het begrip „invaliden” in post 8713 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat het betrekking heeft op personen die zijn getroffen door een meer dan marginale beperking van hun loopvermogen, waarbij de duur van deze beperking en de vraag of ook sprake is van eventuele andere beperkingen irrelevant zijn.

Vijfde vraag

35

Gelet op de antwoorden op de eerste, de derde en de vierde vraag behoeft de vijfde vraag geen beantwoording.

Kosten

36

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Post 8713 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004, moet aldus worden uitgelegd dat:

het begrip „invalidenwagen” impliceert dat dit product uitsluitend bestemd is voor invaliden;

het feit dat een bepaald voertuig ook kan worden gebruikt door personen zonder handicap, geen invloed heeft op de indeling ervan onder post 8713 van de gecombineerde nomenclatuur;

de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur de inhoud van de tariefposten van deze gecombineerde nomenclatuur niet kunnen wijzigen.

 

2)

Het voornoemde begrip „invaliden” in post 8713 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1810/2004, moet aldus worden uitgelegd dat het betrekking heeft op personen die zijn getroffen door een meer dan marginale beperking van hun loopvermogen, waarbij de duur van deze beperking en de vraag of ook sprake is van eventuele andere beperkingen irrelevant zijn.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Engels.